1. buitensporten
2. a) In het midden staat wat belangrijk is.
b) Hoe verder je naar links of rechts gaat, hoe minder belangrijk het wordt.
3. atletiek, watersport, wielersport
4. wintersport
5. eigen antwoorden, bijvoorbeeld: snelwandelen, hordenlopen, speerwerpen, 100 meter sprint
6. eigen antwoorden, bijvoorbeeld: bergsport, paardensport, balsporten