In deze les zitten 58 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Standpunten en argumenten
Slide 1 - Tekstslide
Een feit
Een mening
Een standpunt
Een argument
Controleerbaar of meetbaar. Het is altijd waar.
Een mening die je verdedigt of ondersteunt met argumenten.
Persoonlijke opvatting waarmee je het wel of niet eens kunt zijn.
Een uitspraak waarmee je dat standpunt verdedigt.
Slide 2 - Sleepvraag
Feit of mening? Romelu Lukaku is een voetballer.
A
Feit
B
Mening
Slide 3 - Quizvraag
Feit of mening? Nafi Thiam behaalde een schitterend resultaat: een gouden medaille op de Olympische Spelen voor de 7-kamp.
A
Feit
B
Mening
Slide 4 - Quizvraag
Feit of mening? De meeste smartphones kosten te veel geld.
A
Feit
B
Mening
Slide 5 - Quizvraag
Geef een voorbeeld voor de stelling
"Realityseries zijn compleet zinloos."
Slide 6 - Tekstslide
Geef een voorbeeld voor een feit. "Realityseries zijn compleet zinloos."
Slide 7 - Open vraag
Geef een voorbeeld voor een mening. "Realityseries zijn compleet zinloos."
Slide 8 - Open vraag
Geef een voorbeeld voor een standpunt. "Realityseries zijn compleet zinloos."
Slide 9 - Open vraag
Geef een voorbeeld voor een argument. "Realityseries zijn compleet zinloos."
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Welk dier is volgens jou het gevaarlijkst?
Potvis
Neushoorn
Schorpioen
Wolf
Slide 12 - Poll
Leg uit waarom je de potvis het gevaarlijkst vindt.
Slide 13 - Open vraag
Leg uit waarom je de neushoorn het gevaarlijkst vindt.
Slide 14 - Open vraag
Leg uit waarom je de schorpioen het gevaarlijkst vindt.
Slide 15 - Open vraag
Leg uit waarom je de wolf het gevaarlijkst vindt.
Slide 16 - Open vraag
Argumenteren: uitleggen waarom je iets vindt.
Stelling: Rijden en telefoneren is gevaarlijk.
Argument: Omdat je hersenen dan niet bezig zijn met wat er op de weg gebeurt en heb je 33% meer kans op een ongeluk.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Zoek zelf een stelling over 'spijbelen'.
Slide 19 - Open vraag
Spijbelen is goed voor uw schoolcarrière.
Slide 20 - Open vraag
Soorten argumenten
Slide 21 - Tekstslide
Oorzaak-gevolg
Je geeft een oorzaak voor of een gevolg van wat de stelling meedeelt.
Bv. Gsm-straling is ongezond. Tijdens het sms’en blijft de straling verder van je hoofd. Sms’en is dus gezonder dan bellen.
Slide 22 - Tekstslide
Gezag
Je geeft de mening weer van iemand die in een bepaald gebied gespecialiseerd is en die het dus kan weten.
Bv. Bellen met een gsm is schadelijk voor kinderen onder de twaalf jaar volgens neuroloog James Wong.
Slide 23 - Tekstslide
Voorbeeld
Je probeert iets te bewijzen door een voorbeeld te geven.
Bv. Gsm-straling is niet voor iedereen even schadelijk, mijn vader belt al tien jaar lang vier uur per dag met zijn gsm en heeft nergens last van en mijn buurman belt sporadisch en heeft een hersentumor gekregen.
Slide 24 - Tekstslide
Cijfers en statistieken
In kranten en op het internet verschijnen grafieken en tabellen over van alles en nog wat. Als je je mening kracht kunt bijzetten door dergelijke statistieken te gebruiken, dan heb je een bijna ontegensprekelijk bewijs van je gelijk.
Bv. Belgische jongeren krijgen steeds jonger een gsm van hun ouders. Een onderzoek door Test Aankoop wees uit dat 65 % van de jongeren een gsm heeft op 10-jarige leeftijd en 85 % op 12-jarige leeftijd.
Slide 25 - Tekstslide
Analogie, vergelijking
Je zoekt een soortgelijke situatie.
Bv. Ze zouden gsm’s in scholen moeten verbieden. Ze hebben het toch ook verboden in cinema’s en ziekenhuizen?
Slide 26 - Tekstslide
“16-jarigen kunnen voor een kind zorgen.” 16-jarigen kunnen voor een kind zorgen. Ik ken meisjes die dat combineren met een schoolcarrière.
A
Analogie
B
Voorbeeld
C
Cijfers
D
Vergelijking
Slide 27 - Quizvraag
“16-jarigen kunnen voor een kind zorgen.” Niet waar, 60 % van de jonge moeders staan hun kind af ter adoptie, omdat ze er niet de nodige zorg aan kunnen geven.
A
Analogie
B
Voorbeeld
C
Cijfers
D
Vergelijking
Slide 28 - Quizvraag
“Kinderen kijken te veel tv.” Kinderen kijken te veel tv. Volgens professor Mansori van de VUB is de botstructuur van kinderen nu brozer dan twintig jaar geleden omdat ze minder buiten spelen.
A
Gezag
B
Voorbeeld
C
Cijfers
D
Vergelijking
Slide 29 - Quizvraag
“Kinderen kijken te veel tv.” Onzin, kinderprogramma’s stimuleren de hersenontwikkeling, net zoals spelconsoles goed zijn voor de oog-handcoördinatie.
A
Gezag
B
Voorbeeld
C
Cijfers
D
Vergelijking
Slide 30 - Quizvraag
Slide 31 - Tekstslide
“Mobiele telefoons moeten op school verboden worden.” Geef een argument.
Slide 32 - Open vraag
Bekijk het debat en beantwoord de vragen in je cursus.
Slide 33 - Tekstslide
Geef een argument en een tegenargument uit het debat.
Slide 34 - Open vraag
Maak oefening 2 in je cursus samen met je schouderpartner.
Slide 35 - Tekstslide
“Als het niet medisch noodzakelijk is, moet plastische chirurgie verboden worden.”
Slide 36 - Tekstslide
“Criminelen moeten met naam en foto op het internet worden gepubliceerd.”
Slide 37 - Tekstslide
“Modellen met ondergewicht moeten een werkverbod krijgen.”
Slide 38 - Tekstslide
Ga opnieuw naar de Padlet en geef minstens 2 tegenargumenten bij een argument van een andere leerling.
Noteer telkens je naam voor je argument!
Slide 39 - Tekstslide
Drogredenen
Slide 40 - Tekstslide
Verkeerd autoriteitsargument: Een argument kan extra waarde krijgen als een belangrijk persoon hetzelfde vindt of het argument kan ondersteunen. Pas alleen wel op dat je de juiste persoon hiervoor gebruikt.
Slide 41 - Tekstslide
Cirkelredenering: het argument verklaart eigenlijk niets en je zegt twee keer hetzelfde.
Slide 42 - Tekstslide
Onjuist causaal verband: Door het te laten lijken dat twee gebeurtenissen die na elkaar gebeuren een oorzaak-gevolg verband hebben, heb je snel een geloofwaardig argument gecreëerd. Alleen hoeven de oorzaak en het gevolg niets met elkaar te maken te hebben
Slide 43 - Tekstslide
Onjuiste generalisatie: Deze drogredenering wordt vaak gebruikt als er snel een conclusie wordt getrokken. Je kan niet iets over een grote groep mensen zeggen naar aanleiding van één persoon.
Slide 44 - Tekstslide
Persoonlijke aanval: Een simpele oplossing om een ander argument te pareren is door je tegenstander persoonlijk aan te vallen. Door de geloofwaardigheid van iemand in twijfel te trekken, wordt het argument naar beneden gehaald.
Slide 45 - Tekstslide
Verkeerde vergelijking: Je wilt met een vergelijking iets duidelijk maken, alleen gebruik je hiervoor twee totaal verschillende gedachten.
Slide 46 - Tekstslide
Verschuiven van de bewijslast: Eigenlijk moet je jouw mening onderbouwen met argumenten. Toch kun je ervoor kiezen om helemaal geen argumenten bij je verhaal te geven. Je probeert dan alles op je tegenstander af te schuiven.
Slide 47 - Tekstslide
Drogredenen: een overzicht
1. Verkeerde autoriteitsargument
2. Cirkelredenering
3. Onjuist causaal verband
4. Onjuiste generalisatie
5. Persoonlijke aanval
6. Verkeerde vergelijking
7. Verschuiven van bewijslast
Slide 48 - Tekstslide
Door mee te doen met die wedstrijd, wil hij alleen maar populairder worden.
A
Cirkelredenering
B
Onjuist causaal verband
C
Verkeerde vergelijking
D
Persoonlijke aanval
Slide 49 - Quizvraag
Het is een jongere die de auto in brand heeft gestoken. Zie je wel: alle jongeren zijn criminelen.
A
Onjuiste generalisatie
B
Persoonlijke aanval
C
Verschuiven van bewijslast
D
Verkeerd autoriteitsargument
Slide 50 - Quizvraag
Het is goed dat honden aan de lijn moeten lopen, baby’s moeten toch ook in een kinderwagen?
A
Onjuiste generalisatie
B
Persoonlijke aanval
C
Verkeerde vergelijking
D
Onjuist causaal verband
Slide 51 - Quizvraag
Ik heb geen zin in eten want ik heb geen honger.
A
Persoonlijke aanval
B
Verschuiven van bewijslast
C
Cirkelredenering
D
Verkeerd autoriteitsargument
Slide 52 - Quizvraag
Heb jij misschien cijfers waaruit iets anders blijkt?
A
Cirkelredenering
B
Persoonlijke aanval
C
Verschuiven van bewijslast
D
Verkeerde vergelijking
Slide 53 - Quizvraag
Hij is zelf geen vrouw, dus waarom zou hij zich iets aantrekken van de rechten van de vrouw?
A
Persoonlijke aanval
B
Cirkelredenering
C
Verkeerde vergelijking
D
Verkeerd autoriteitsargument
Slide 54 - Quizvraag
Sinds er meer kikkers in de vijver zitten, is het water schoner. Dat moet dus wel aan de kikkers liggen.
A
Onjuiste generalisatie
B
Onjuist causaal verband
C
Verschuiven van bewijslast
D
Persoonlijke aanval
Slide 55 - Quizvraag
Je koopt daar de lekkerste broodjes, want dat zei de minister-president.
A
Verschuiven van bewijslast
B
Persoonlijke aanval
C
Onjuiste generalisatie
D
Verkeerd autoriteitsargument
Slide 56 - Quizvraag
De vorige keer klopte het niet wat hij vertelde, dus waarom zou het nu wel kloppen?
A
Onjuist causaal verband
B
Persoonlijke aanval
C
Verkeerd autoriteitsargument
D
Generalisatie
Slide 57 - Quizvraag
Over welke stelling zou jij willen debateren?
Sexting bij minderjarigen staat gelijk aan kinderpornografie
Influencers hebben een positieve impact op het zelfbeeld van jongeren
Het openbaar vervoer moet gratis worden voor iedereen
Met een klimaattaks moeten vliegtuigtickets duurder gemaakt worden
Uniformen op school zouden beter terug ingevoerd worden