Spelling hf. 4, klas 3

Controle huiswerk en nakijken

Studiewijzer week 6:

Blz. 141-142: opdracht 1 en 2

Blz. 147: opdracht 7 en 8

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Controle huiswerk en nakijken

Studiewijzer week 6:

Blz. 141-142: opdracht 1 en 2

Blz. 147: opdracht 7 en 8

Slide 1 - Tekstslide

Programma

Woorden afbreken (blz. 144-145)


Het onvoltooid deelwoord (blz. 146-147)

Slide 2 - Tekstslide

Zo breek je een woord af:

1. Tussen twee lettergrepen

2. Het tweede deel moet ook het begin van een nieuw woord kunnen zijn: van-gen

Niet: va-ngen of vang-en

3. Soms krijgt het woord zijn oorspronkelijke vorm weer terug:

menuutje wordt menu-tje

geëindigd wordt ge-eindigd

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 3
blz. 145

Slide 4 - Tekstslide

beëdigd
A
beë-digd
B
be-edigd
C
beëd-igd

Slide 5 - Quizvraag

buiig
A
bu-iig
B
bui-ig
C
buii-g

Slide 6 - Quizvraag

logeetje
A
logé-tje
B
loge-etje
C
logee-tje
D
lo-ge-tje

Slide 7 - Quizvraag

commerciële
A
commer-ciële
B
com-mer-ci-ele
C
comm-er-cie-le

Slide 8 - Quizvraag

fantasieën
A
fan-ta-sie-en
B
fan-tas-ieen
C
fanta-sieën

Slide 9 - Quizvraag

fotootje
A
foto-tje
B
fo-to-tje

Slide 10 - Quizvraag

geïnformeerd
A
gei-nfor-meerd
B
ge-in-form-eerd
C
ge-in-for-meerd

Slide 11 - Quizvraag

kastlaatje
A
ka-st-la-tje
B
kast-la-tje

Slide 12 - Quizvraag

parapluuutje
A
para-pluu-tje
B
pa-ra-plu-tje
C
pa-ra-plu-utje

Slide 13 - Quizvraag

sms'je
A
sms-je
B
sms'-je

Slide 14 - Quizvraag

tweeënveertig
A
twee-en-veer-tig
B
twee-ën-veer-tig

Slide 15 - Quizvraag

VVD'er
A
VVD'-er
B
VVD-er

Slide 16 - Quizvraag

Het onvoltooid deelwoord

Slide 17 - Tekstslide


Een onvoltooid deelwoord geeft aan dat iets nog gaande is. Het is dus nog niet voltooid:

Rillend at ik een ijsje.

Lachend zwaaide ik naar mijn vriend.

Zittend keken we naar de optocht.

Slide 18 - Tekstslide


Een onvoltooid deelwoord maak je door achter het hele werkwoord een -d te zetten.

Slide 19 - Tekstslide


Een onvoltooid deelwoord kun je net als het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken:


Een lachende vrouw.

De gillende kinderen.

De huilende man.

Slide 20 - Tekstslide

maken
Blz. 146-147 opdracht 6, 8 en 9

Slide 21 - Tekstslide