Les 77 & 78

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Meervoud van pot

Slide 3 - Open vraag

Meervoud van bak

Slide 4 - Woordweb

Goede antwoord
Bakken

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Bij welke groep woorden hoort het onderstreepte woord?
Autootjes

Schrijf het erachter. Kies uit: ei / ij - ou / au - s / z - f / v

Slide 10 - Woordweb

Goede antwoord
Au/ou

Slide 11 - Tekstslide

Bij welke groep woorden hoort het onderstreepte woord?
Fiets

Schrijf het erachter. Kies uit: ei / ij - ou / au - s / z - f / v

Slide 12 - Woordweb

Goede antwoord
F/V

Slide 13 - Tekstslide

Bij welke groep woorden hoort het onderstreepte woord?
Heilig

Schrijf het erachter. Kies uit: ei / ij - ou / au - s / z - f / v

Slide 14 - Woordweb

Goede antwoord
Ei/ij

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Werkwoord of bijvoeglijk naamwoord?
Vergrote
A
Werkwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 18 - Quizvraag

Werkwoord of bijvoeglijk naamwoord?
Begroette
A
Werkwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 19 - Quizvraag

Werkwoord of bijvoeglijk naamwoord?
Verlichtte
A
Werkwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Wat is het rode woord?


Zijn onze drankjes betaald?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het rode woord?


Hij verandert niet snel van gedachten. 
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het rode woord?


Het lesrooster is deze maand wel drie keer veranderd.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het rode woord?


Dat gelooft toch niemand.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het rode woord?


Ik heb nooit in Sinterklaas geloofd
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 27 - Quizvraag

Luistert
Persoonsvorm of voltooid deelwoord?

Slide 28 - Woordweb