H6 Negatieve getallen > < + - x en : EYBN


Op welke dag is het het koudst?
A
woensdag
B
donderdag
C
vrijdag
D
zaterdag
1 / 34
volgende
Slide 1: Quizvraag
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


Op welke dag is het het koudst?
A
woensdag
B
donderdag
C
vrijdag
D
zaterdag

Slide 1 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen de hoogste en laagste temperatuur?

Slide 2 - Open vraag

Lenneke ziet dit scherm op woensdag. Het is die dag -1 C. Precies één week eerder was het vijf graden kouder. Hoeveel graden was het toen?



°

Slide 3 - Open vraag

Getallen kleiner dan nul heten....
A
positieve getallen
B
negatieve getallen
C
tegengestelde getallen
D
neutrale getallen

Slide 4 - Quizvraag

Welke van de volgende getallen zijn negatief?
-7
9
- 2,5
0
1
-4
8
6,3

Slide 5 - Sleepvraag

Vul in: < of >

–3 … 2
A
<
B
>

Slide 6 - Quizvraag

Vul in: < of >

−5 … −6
A
<
B
>

Slide 7 - Quizvraag

In de volgende getallenrijen zit regelmaat. Vul de drie ontbrekende getallen in.
–21, -15, -9, ...., ...., .....

Slide 8 - Open vraag

In de volgende getallenrijen zit regelmaat. Vul de drie ontbrekende getallen in.
–35, ...., -25, ....., ....., -10

Slide 9 - Open vraag

In de volgende getallenrijen zit regelmaat. Vul de de twee ontbrekende getallen in.
-12, ..., ...., -3

Slide 10 - Open vraag

Vul in <, > of =
- 7 ...... 9
A
<
B
>
C
=

Slide 11 - Quizvraag

Vul in <, >, =
- 14 ..... - 16
A
<
B
>
C
=

Slide 12 - Quizvraag

Vul in <, >, =
0,6 ...... -0,6
A
<
B
>
C
=

Slide 13 - Quizvraag

Vul in <, >, =
- 50 ...... - 24
A
<
B
>
C
=

Slide 14 - Quizvraag

-8 - 3 =
A
-8 - 3 = -11
B
-8 - 3 = -5
C
-8 + 3 = -5
D
8 + 3 = 11

Slide 15 - Quizvraag

0 - 6 =
A
0 - 6 = 6
B
0 - 6 = -6
C
0 - 6 = 0

Slide 16 - Quizvraag

2 + - 5 =
A
2 + - 5 = 2 + 5 = 7
B
2 + - 5 = 2 - 5 = 3
C
2 + - 5 = 2 - 5 = -3
D
2 + - 5 = -2 + 5 = 3

Slide 17 - Quizvraag

Bereken: -7 + 5 =

Slide 18 - Open vraag

Bereken: -9 + - 4 =

Slide 19 - Open vraag

Bereken: 15 - -4=

Slide 20 - Open vraag

5 - - 3 =
A
5 - -3 = 5 - 3 = 2
B
5 - - 3 = -5 - 3 = -8
C
5 - - 3 = 5 + 3 = 8
D
5 - -3 = -5 + 3 = -2

Slide 21 - Quizvraag

-3 x 5 =
A
-3 x 5 = 15
B
-3 x 5 = -15

Slide 22 - Quizvraag

7 x -2 =
A
7 x -2 = 14
B
7 x -2 = -14

Slide 23 - Quizvraag

-2 x - 4 =
A
-2 x -4 = 8
B
-2 x -4 = -8

Slide 24 - Quizvraag

-30 : 10 =
A
-30 : 10 = 3
B
-30 :10 = -3

Slide 25 - Quizvraag

30 : -10 =
A
30 : -10 = 3
B
30 :-10 = -3

Slide 26 - Quizvraag

-30 : -10 =
A
-30 : -10 = 3
B
-30 :-10 = -3

Slide 27 - Quizvraag

( 5 - 3) + 6 x 3 =

Slide 28 - Open vraag

50 : 5 x 3 - 6 =

Slide 29 - Open vraag

8 : -4 x (9 + -3) =

Slide 30 - Open vraag

Welke uitspraak klopt niet?
A
negatief x negatief = positief
B
negatief x positief = negatief
C
positief x positief = negatief
D
positief x negatief = negatief

Slide 31 - Quizvraag

Bereken het product van 18 en 9
A
18 + 9 = 27
B
18 - 9 = 11
C
18 : 9 = 2
D
18 x 9 = 162

Slide 32 - Quizvraag

Bereken de som van 16 en 4
A
16 + 4 = 20
B
16 - 4 = 12
C
16 : 4 = 4
D
16 x 4 = 64

Slide 33 - Quizvraag

In Madrid is het 9 C. In Rotterdam is het -4 C. Bereken het temperatuur verschil.
°
°

Slide 34 - Open vraag