M2 H5 beweging 5.4
1 / 24
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat is niet waar over een stroboscopische foto?
A
je hebt een lamp nodig die op vaste tijden flitst
B
Het moet gemaakt worden in een donkere ruimte
C
de camera moet meebewegen met het voorwerp
D
Het zijn eigenlijk veel foto's die kort na elkaar zijn genomen
Slide 3 - Quizvraag
Je ziet een stroboscopische foto van een rollende bal.
De stroboscoop gaf om de 0,1 s een flits.
Hoeveel tijd is er verstreken?
De stroboscoop gaf om de 0,1 s een flits.
Hoeveel tijd is er verstreken?
A
7 s
B
8 s
C
0,7 s
D
0,8 s
Slide 4 - Quizvraag
Wat is waar?
A
de snelheid van de bal blijft hetzelfde
B
de snelheid van de bal neemt toe
C
de snelheid van de bal neemt af
D
de bal heeft geen snelheid
Slide 5 - Quizvraag
wat voor beweging is het omhoog stuiteren van de bal?
A
versnelde beweging
B
beweging met constante snelheid
C
vertraagde beweging
Slide 6 - Quizvraag
Waar bewegen haar armen het snelst?
A
Op het hoogste punt
B
Op het laagste punt
C
Precies in het midden
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
welke dingen
hebben invloed op
de stopafstand
van een auto?
hebben invloed op
de stopafstand
van een auto?
Slide 10 - Woordweb
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Jan rijdt met een lege vrachtwagen heen en met een volle vrachtwagen terug. Wanneer is zijn remweg het langst?
A
Op de heenweg
B
Op de terugweg
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Wanneer is de remkracht het grootst?
A
Bij een droge weg
B
Bij een nat wegdek
C
Bij sneeuw (met winterbanden)
D
Bij sneeuw (zonder winterbanden)
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
waardoor wordt je reactietijd
langer?
langer?
