Week 2 periode 4

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Pen + papier en boek op tafel! 
  1. Startvraag
  2. Nakijken vraag 2/3
  3. Aan de slag
  4. Uitleg + start nieuwe opdracht
  5. Morgen

Slide 2 - Tekstslide

Tekstsoorten/vormen?

Slide 3 - Woordweb

Nakijken 2/3
2 alinea 8 (1 p)
3 alinea 11 (1 p)

Hoe kwam je bij dit antwoord? Trucs/tips/stappen?

Voor we verder gaan; wat weet je nog van de tekst? 

Slide 4 - Tekstslide

timer
6:00
Hulp?
LessonUp
Buur
Docent

Klaar?
Lees alvast de informatie op blz. 214 - 217
Opdracht
Je maakt de vragen 5, 6, 9 en 11 maken op blz. 212/213 We bespreken zo de antwoorden samen.

Slide 5 - Tekstslide

Opdrachten
4 Freud en Stroeken zijn van mening dat de examendroom in spannende tijden troost biedt /
geruststelt (1 p), terwijl Lancee denkt dat dromen gaan over wat overdag bezighoudt, maar daar
slechts losjes op gebaseerd zijn (2 p).
N.B. Indien het antwoord uit meer dan 45 woorden bestaat, worden alleen de woorden van het
antwoord tot toegestane maximum in de beoordeling meegenomen.
5 D voorbeelden (1 p)
6 nuancering (1 p)
7 Lancee is het met hem eens dat mensen in spannende tijden vaker over eindexamens kunnen
dromen (1 p), maar (1 p) dromen laten zich niet eenvoudig verklaren / dromen zijn niet meer dan
toevallige samenraapsels van associaties, gebaseerd op de ervaringen van die dag (1 p).

Slide 6 - Tekstslide

Opdrachten
8 ‘Volgens psycholoog Barbara Roukema, voorzitter van de Vereniging voor de Studie van Dromen,
heeft bij uitstek het eindexamen in onze cultuur de status van een ‘overgangsritueel’. Een proeve
van bekwaamheid: zij die slagen, hebben bewezen te beschikken over genoeg wijsheid en kunde
om te worden opgenomen in de samenleving van de volwassenen.’ (regels 112-119) (1 p)
9 Je zakt niet echt, terwijl dat op basis van de titel wel geconcludeerd kan worden. (1 p)
Ook goed:
De titel past niet bij de tekst, omdat die een negatieve toon heeft, terwijl de tekst als geheel een
positieve boodschap uitdraagt. (1 p)
10 1, 3 en 5
(drie goed = 2 p, twee goed = 1 p, minder dan twee goed = 0 p)
11 C een uiteenzettende tekst met beschouwende elementen (1 p)

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht - vragen inhoud
1. Neem in tweetallen blz. 232 t/m 235 door. Het hoofdstuk is opgedeeld in zes onderwerpen (dikgedrukt).
2. Maak voor al deze 6 onderwerpen een soort stappenplan: wat moet je doen om vragen over dit onderwerp te beantwoorden? Wat is handig om te weten? Noteer voorbeelden.

Maak gebruik van de tekst, maar ook van je eigen kennis.
Je mag het maken op papier of in word. 

Slide 8 - Tekstslide

Morgen
Voor nu: vragen?
Start met kort spreekspel, verder met het stappenplan.. 

Bilal, Adam, Faith, Lina

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Pen + papier op tafel! 
  1. Startspel
  2. Stappenplan opdracht
  3. Na de vakantie..

Slide 11 - Tekstslide

Woordentrein
De docent roept een woord en kiest een leerling uit. Deze leerling moet 30 seconden lang praten over dit woord. Dit herhaal je een paar keer. Wanneer de oefening klaar is, volgt er applaus.

Tip: maak verbinding met het vorige woord. Bijvoorbeeld: de leerling voor jou moest praten over pindakaas en jouw woord is mes. Je kunt dan beginnen door te zeggen "Pindakaas kun je smeren met een mes"



timer
0:30

Slide 12 - Tekstslide

Woordentrein

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht - vragen inhoud
1. Neem in tweetallen het hoofdstuk vanaf blz. 214 door. Het hoofdstuk is opgedeeld in zes onderwerpen (dikgedrukt).
2. Maak voor al deze 6 onderwerpen een soort stappenplan: wat moet je doen om vragen over dit onderwerp te beantwoorden? Wat is handig om te weten? Noteer voorbeelden.

Maak gebruik van de tekst, maar ook van je eigen kennis.
Je mag het maken op papier of in word. 

Slide 14 - Tekstslide

Na de vakantie..
(met mevrouw Lingbeek)

Teksten oefenen
Spreekoefeningen/debatoefeningen
Schrijfopdrachten

Geniet van jullie vakantie! 

Slide 15 - Tekstslide

Startopdracht
Denk aan periode 2

Je kiest 2 manieren van formuleren: bondig, nauwkeurig, aantrekkelijk, begrijpelijk. Schrijf vervolgens 2 korte stukjes (+- 3 zinnen) over wat je gaat doen in de vakantie.
timer
1:00

Slide 16 - Tekstslide