Les 13 A2-B1 Belgielaan

Huiswerk voor 14-4

  • Thema 3- taak 4- 1 tot en met 6
  • Grammatica thema 3:
---> 9.1 spellen: de naam, de namen
--> 9.2 spellen: de man, de mannen
--> 9.3 spellen: v-f, z-s
--> 9.4. spellen: hoofdletters en leestekens

1 / 9
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Beroepsopleiding

In deze les zitten 9 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Huiswerk voor 14-4

  • Thema 3- taak 4- 1 tot en met 6
  • Grammatica thema 3:
---> 9.1 spellen: de naam, de namen
--> 9.2 spellen: de man, de mannen
--> 9.3 spellen: v-f, z-s
--> 9.4. spellen: hoofdletters en leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Het journaal in makkelijke taal
  • Grammatica:
  • ---> 9.1 spellen: de naam, de namen
--> 9.2 spellen: de man, de mannen
--> 9.3 spellen: v-f, z-s
--> 9.4. spellen: hoofdletters en leestekens
  • Thema 3 - taak 4 - woorden
  • Thema 3 - taak 4



Slide 2 - Tekstslide

Het journaal in makkelijke taal
Studenten stemmen over mobieltjes in de les

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica- verbeter de tekst!
Verbeter de fouten in de tekst!


Slide 4 - Tekstslide

Thema 3 - taak 4 - woorden
Bekijk de woordenlijst van taak 4. Ken je alle woorden?
Welke woorden zijn moeilijk of onduidelijk?






1 = Geef een omschrijving van het woord.
2 = Maak een zin met het woord.
3 = Gebruik het woord in een vraagzin (Bijvoorbeeld: Zing jij in een koor?)?
4 = Noem een ander woord dat bij dit woord past.
5 = Liplezen = dus zonder stem!
6 = Zelf kiezen.

Slide 5 - Tekstslide

Thema 3- taak 4 - Ik werk in de zorg
We lezen de tekst op bladzijde 53

Slide 6 - Tekstslide

Thema 3- taak 4- Ik werk in de zorg
We doen opdracht 2 tot en met 5

Slide 7 - Tekstslide

Thema 3- slotopdracht
1 Jan heeft veel last van stress. Hij moet … .
2 Ik heb vaak hoofdpijn. Daarom ….
3 Sara werkt in de zorg. Om 8.00 uur ….
4 Ik heb een verwijsbrief van de huisarts nodig als … .
5 Ik wil graag gezond leven. Ik probeer iedere dag … .

Maak de zinnen af! Let op de woordvolgorde!

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeldzinnen
1 Jan heeft veel last van stress. Hij moet meer ontspannen. (hoofdzin)
2 Ik heb vaak hoofdpijn. Daarom ga ik naar de huisarts. (hoofdzin met inversie)
3. Sara werkt in de zorg. Om 8.00 uur moet ze beginnen. (hoofdzin met inversie)
4 Ik heb een verwijsbrief van de huisarts nodig als ik naar het ziekenhuis wil. (bijzin)
5 Ik wil graag gezond leven. Ik probeer iedere dag veel fruit te eten. (hoofdzin met te voor infinitief!)

Rood = werkwoord.
Groen = subject/onderwerp
Met proberen komt er 'te' voor het infinitief!)

Slide 9 - Tekstslide