T3 Bs1 Genotype en fenotype

Welkom klas 3
Voor deze les heb je nodig:
- Aantekeningenschrift,
- werkboek A

Je hebt NIET nodig:
- laptop, jas, kauwgom of snoep
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom klas 3
Voor deze les heb je nodig:
- Aantekeningenschrift,
- werkboek A

Je hebt NIET nodig:
- laptop, jas, kauwgom of snoep

Slide 1 - Tekstslide

Genotype, Fenotype en geslachtschromosomen

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Je kunt omschrijven wat een genotype, wat een fenotype en wat een gen is.
2. Je kunt beschrijven hoe individuen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen en welke rol chromosomen hierbij spelen.
3. Je kunt beschrijven hoe de geslachtschromosomen het geslacht van een mens bepalen.

Slide 3 - Tekstslide

HH chromosomen
Hoe zat het ook al weer?

Cel - celkern - chromosomen - genen 

Slide 4 - Tekstslide

Chromosomen
In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.

Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 
 chromosomen.
Die bevruchte cel deelt zichzelf op en ook de chromosomen. 

Slide 5 - Tekstslide

Chromosomen 
  • Dit is een chromosomenportret
  • Mensen hebben 23 paren chromosomen.
  • Totaal 46 chromosomen.
  • Behalve de Y en X chromosomen zijn de paren gelijk aan elkaar.

Slide 6 - Tekstslide

Gen
Een stukje DNA dat de code voor een  erfelijke eigenschap draagt noemen we een GEN.

Allel = invulling van gen.

Voorbeeld van erfelijke eigenschappen:
haarkleur (blond, zwart, rood)
haarstijl (krullend of steil)
oogkleur (blauw, bruin, groen)

Slide 7 - Tekstslide

Nieuwe woorden:
Voor elke eigenschap heb je een gen.
Een gen kan variëren. Zo'n variant wordt een allel genoemd.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

0

Slide 10 - Video

Genotype

Slide 11 - Tekstslide

Fenotype
genotype+ invloeden uit het milieu

Slide 12 - Tekstslide

Genotype en Fenotype
Het fenotype komt tot stand door het genotype en door invloeden uit het milieu

Slide 13 - Tekstslide

vragen
VRAGEN 

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
Probeer nu zelf opdracht 1 t/m 8 te maken.
- Overleggen met jouw buurman/vrouw is prima.
- Over 10 minuten bespreken wij opdracht 1 t/m 3/

Slide 15 - Tekstslide

Evaluatie en huiswerk
Kun jij nu de volgende vragen beantwoorden?

HW.: Maak vraag 1 t/m 8 af.
Oefen met deze LessonUp.

Slide 16 - Tekstslide

Ontstaat het fenotype alleen door het genotype?
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Het uiterlijk van een organisme noemen we
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 18 - Quizvraag

Mathilde laat haar haar verven bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 19 - Quizvraag

Welke uitspraak over genotype en fenotype klopt het best?
A
Het fenotype komt voort uit het genotype.
B
Het genotype komt voort uit het fenotype.
C
Het fenotype komt voort uit het genotype en milieu-invloeden.

Slide 20 - Quizvraag

Heeft een vlinder hetzelfde fenotype als de pop waaruit hij is ontstaan? En hetzelfde genotype?
A
alleen hetzelfde fenotype
B
alleen hetzelfde genotype
C
hetzelfde fenotype en genotype
D
verschillende genotype en fenotype

Slide 21 - Quizvraag

Is dit een jongen of een meisje?
A
Jongen
B
Meisje

Slide 22 - Quizvraag

Thuis oefenen

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Iemand heeft als geslachtchromosomen een XY, dit is een...
A
man
B
vrouw
C
weet je niet
D
mix

Slide 25 - Quizvraag

Je genotype staat vast sinds...
A
je geboorte
B
de bevruchting
C
nooit, is niet vast
D
tot je je laat opereren

Slide 26 - Quizvraag

Je fenotype staat vast sinds...
A
je geboorte
B
de bevruchting
C
nooit, is niet vast
D
tot je je laat opereren

Slide 27 - Quizvraag

Als je een tattoo neemt staat die in je genotype.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Je fenotype is makkelijk te veranderen, bijvoorbeeld door je haar te verven
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

DNA
Celkern + 
Chromosoom
Gen
Chromosoom

Slide 30 - Sleepvraag

Hoeveel chromosomen bevat de zaadcel, hoeveel de eicel en hoeveel paren chromosomen bevat de bevruchte eicel?
A
12,5-23-46
B
23-23-23
C
23-23-46
D
46-46-92

Slide 31 - Quizvraag

Elk mens heeft 23 / 46 chromosomenparen.
A
23
B
46

Slide 32 - Quizvraag

Een mens heeft in een celkern 23 / 46 chromosomen
A
23
B
46

Slide 33 - Quizvraag

Vader met 46 chromosomen
Moeder met 46 chromosomen
Hoe krijg jij 46 chromosomen?
A
23 van vader en 23 van moeder
B
Elke keer anders, als het er maar 46 zijn
C
46 van moeder
D
46 van vader

Slide 34 - Quizvraag

Een menselijke lichaamscel bevat

... chromosomen,
ook wel ... chromosomenparen.
A
42, 23
B
46, 23
C
23, 42
D
23, 46

Slide 35 - Quizvraag

... chromosomen 
... chromosomen 
... chromosomen 
23
46
46

Slide 36 - Sleepvraag

Eicel
levercel van een vrouw
Zaadcel
Zenuwcel van man
1 Y- of 1  X-chromosomen
2  X-chromosomen
1 Y- en 1 X-chromosoom
1   X-chromosoom

Slide 37 - Sleepvraag