In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
B3 kruisingsschema's
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Extra oefenen kruisingen
Je wilt nog even extra oefenen met kruisingen
Eerst wordt even kort homozygoot en heterozygoot herhaald
Daarna wordt stap voor stap 1 opgave gemaakt,
met behulp van het stappenplan
Daarna kan je zelf nog verder oefenen.
Succes!!
Slide 11 - Tekstslide
Even herhalen
AA
Aa
aa
Homozygoot recessief
Homozygoot dominant
Heterozygoot
Slide 12 - Sleepvraag
Even herhalen
Homozygoot recessief
Heterozygoot
Homozygoot dominant
Aa
AA
Bb
Rr
gg
Dd
Hh
ee
QQ
Slide 13 - Sleepvraag
Fenotype
Homozygoot
Een "onderdrukt" allel
De allelen voor een bepaalde eigenschap
Twee verschillende allelen voor een bepaalde eigenschap
Homozygoot dominant
Homozygoot recessief
Heterozygoot
De waarneembare eigenschap van een organisme
Twee gelijke allelen voor een eigenschap
Recessief allel
Gen
Heterozygoot
AA
aa
Aa
Slide 14 - Sleepvraag
Hoe maak je een kruisingsschema
Het is handig om altijd op dezelfde manier een kruisingsschema te maken.
Gebruik daarom het stappenplan wat we besproken hebben!
Slide 15 - Tekstslide
Uitgewerkte opgave
Hierachter komt een opgave, waarbij een kruisingsschema stap voor stap wordt uitgewerkt.
Slide 16 - Tekstslide
Bij cavia's is de zwarte kleur recessief. Een heterozygoot bruin mannetje wordt gekruist met een zwart vrouwtje. Hoeveel % kans heb je op een zwart jong caviaatje? Schrijf hieronder stap 1 op (Wat is dominant en wat is recessief. fenotype en genotype ouders gebruik de letter A)
Slide 17 - Open vraag
Bij cavia's is de zwarte kleur recessief. Een heterozygoot bruin mannetje wordt gekruist met een zwart vrouwtje. Hoeveel % kans heb je op een zwart jong caviaatje? Schrijf hieronder stap 2 op (wat zijn de geslachtscellen van ouders)
Slide 18 - Open vraag
Bij cavia's is de zwarte kleur recessief. Een heterozygoot bruin mannetje wordt gekruist met een zwart vrouwtje. Hoeveel % kans heb je op een zwart jong caviaatje? Schrijf hieronder stap 3op (Maak het kruisingsschema en vul de geslachtschromosomen van de ouders op) (doe dit op een blaadje, dan kan je checken of je het goed hebt gedaan)
Slide 19 - Open vraag
Een haan met gevederde poten wordt gekruist met een kip met kale poten. De haan is heterozygoot voor de eigenschap gevederde poten. Hoe groot is de kans dan een kuiken uit deze kruising (F1) gevederde poten heeft?
Welk allel is dominant?
Is de kip homozygoot of heterozygoot?
Teken daarna het kruisingsschema op kladpapier.
Gevederde poten
Kale poten
homozygoot
heterozygoot
Slide 20 - Sleepvraag
Op de vorige pagina heb je al vragen beantwoord over deze opgave. Maar wat is nu het antwoord?
Een haan met gevederde poten wordt gekruist met een kip met kale poten. De haan is heterozygoot voor de eigenschap gevederde poten. Hoe groot is de kans dan een kuiken uit deze kruising (F1) gevederde poten heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%
Slide 21 - Quizvraag
Bij bananen vliegen is het allel voor normale vleugels (B) dominant over het allel voor vleugelstompjes (b). Een vrouwtje dat heterozygoot is voor de vleugelvorm wordt gekruist met een mannetje met vleugelstompjes. Maak het kruisingsschema.
B
b
b
b
Bb
Bb
bb
bb
Slide 22 - Sleepvraag
Een bruine cavia, die voor de eigenschap vachtkleur heterozygoot is, krijgt jongen. Deze jongen zijn verwekt door een wit mannetje. Het eerstgeboren jong is wit.
1. De kleuren bruin en wit geven informatie over het ..................................... van de cavia’s
2. De term heterozygoot geeft informatie over het ..................................... van de cavia’s.
Genotype
Fenotype
Slide 23 - Sleepvraag
Een bruine cavia, die voor de eigenschap vachtkleur heterozygoot is, krijgt jongen. Deze jongen zijn verwekt door een wit mannetje. Het eerstgeboren jong is wit.
1. Het genotype van de bruine cavia is:
2. Het genotype van de witte cavia is
3.
Genotype
Bb
BB
bb
Slide 24 - Sleepvraag
Sleep de onderdelen naar het goede vakje
AA
Aa
aa
homozygoot
heterozygoot
drager
alle nakomelingen hetzelfde fenotype
dominant uiterlijk
recessiefuiterlijk
Slide 25 - Sleepvraag
Een heterozygote man wordt gekruist met heterozygote vrouw. Wat is het percentages van de heterozygote nakomelingen?
A
25%
B
0%
C
50%
D
100%
Slide 26 - Quizvraag
Bruine ogen zijn bij de mens dominant over blauwe ogen. Een man met bruine ogen krijgt een dochtertje met blauwe ogen. Wat is het genotype van de man?
A
Dat kan je niet weten
B
BB
C
bb
D
Bb
Slide 27 - Quizvraag
Een homozygote vrouw met bruine ogen krijgt meerdere kinderen van een man met blauwe ogen. Blauw is niet dominant. Hoeveel % kans hebben zij op een kind met blauwe ogen?
A
100%
B
25 %
C
50 %
D
0%
Slide 28 - Quizvraag
Peter is heterozygoot voor het FH-gen. Hana heeft de ziekte niet en is
homozygoot recessief.
Hoe groot is de kans dat een kind van Peter en Hana de ziekte FH krijgt?
Sleep het vinkje naar het juiste antwoord.
0%
100%
75%
50%
25%
Slide 29 - Sleepvraag
B
b
B
b
Bij planten zijn ronde bladeren (B) dominant over ovale bladeren (b). De zelfbestuiving van de heterozygote plant levert 100 zaden op. Hoeveel van die zaden verwacht je met ronde bladeren?
Antwoord:
25
50
75
100
Slide 30 - Sleepvraag
Nummer 5 en 6 in de stamboom zijn beiden heterozygoot voor het gen dat taaislijmziekte veroorzaakt. Ze krijgen nog een dochter.
Hoe groot is de kans dat deze dochter geen taaislijmziekte heeft?