Woche 10

1 / 7
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsSecondary Education

In deze les zitten 7 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Die Lernziele - US 21


- Du kennst die Präpositionen (Voorzetsels) für den 3. und 4. Fall. 
- Du kannst 10 Sätze über dich schreiben 

Slide 2 - Tekstslide

Programm
1. Uitleg vaste voorzetsels 3e en 4e naamval.
2. Schreibe 10 Sätze über dich.




Slide 3 - Tekstslide

Hoe kun je naamvallen goed gebruiken?
Naamvallen foutloos doen kan als je…
1. Een zin in het Duits kunt ontleden
(onderwerp, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp);
2. Enkele voorzetsels en werkwoorden met een vaste naamval kent;
3. Weet welk geslacht een woord heeft;
4. Het naamvalschema erbij hebt of van buiten kent.

Slide 4 - Tekstslide

Welke voorzetsels zijn er in de 4e nv?
durch
für
gegen 
ohne
um
bis
entlang
voorzetsels Dativ (3. Fall) 
aus = uit
bei = bij
mit = met
nach = na, naar
seit = sinds
von = van, door
zu = naar, tot, bij
außer = behalve
gegenüber = tegenover
an......vorbei = langs

voorzetsels Akkusativ (4. Fall)
durch = door
für = voor
gegen = tegen
ohne = zonder
um = om
bis = tot
entlang = langs


welke voorzetsels en lidwoorden worden samengevoegd
zu der -> zur (3)                                 in das -> ins (4)
zu dem -> zum (3)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

SE Präsentation

Teil 1: Freizeit
Erzähle in minimal 10 vollständigen Sätzen über Folgendes:
Was sind deine Hobbys?
Welchen Sport treibst du? Wie oft trainierst du?
Welche Films / Serien guckst du gern?
Welche Musik hörst du gern?
Welche Bücher liest du gern?
Benutzt du in der Freizeit oft den Computer oder Spielconsolen? Wofür?
Gehst du viel aus? Wann und mit wem? Was macht ihr dann? 








Slide 7 - Tekstslide