Les 14-04

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Cours du 14-04

Programme

- Répéter                                               (10 min)

   - 'aller'.

   - 'être'

   - 'avoir'

- Phrases Clés G                                 (15 min)

- Lire bron F                                        (20 min)

- Afsluiting                                          ( 5 min)

- Devoirs                                              ( 5 min)

Lesdoelen

Na de les kun je vertellen hoe je avoir, être en aller vervoegd naar bijvoorbeeld 'jij'.

Na de les kun je vertellen over hoe jouw slaapkamer eruit ziet. 

Na de les kun je een Franse tekst over bijzondere huizen in grote lijnen begrijpen.

Na de les kun je woorden begrijpen die met wonen te maken hebben. 

Avoir (=hebben), Aller (=gaan) en Être (=zijn)

Un jeu

Maak een raster van 9 vakjes en maak daarin de Franse vervoegingen (bv: je suis, ils ont, etc).

Ik noem de Nederlandse vertaling en jullie vertalen dit naar het Frans. 

Komt jouw gekozen werkwoord voor in de genoemde persoon, dan streek je deze door. 

Phrases Clés G, H2

Luister naar de uitspraak en zeg na.

Maintenant, c'est à vous:

Faire ex. 29b

 

 

Bron F: Lire

Kijk mee naar de titel en het plaatje. Wat zijn je verwachtingen over deze tekst? 

Schrijf ze in het volgende woordenweb.

Ik denk dat de tekst
'Vivre sur une île'
over het volgende gaat:

Kwamen je verwachtingen uit?

Lees nu voor jezelf de inleiding. Zoek woorden op die je niet weet achterin de woordenlijst van voca F. 

Kwamen de verwachtingen uit?

Maintenant, c'est à vous:

Faire ex. 24a,b + 25a,b en 26a,b

Klaar? Slim stampen voca F.

 

Afsluiting

Noem 3 vervoegingen van avoir, être of aller.

Vragen waar iemand woont doe ik als volgt:

Antwoorden dat ik in een appartement woon doe ik zo:

Noem 2 woorden die te maken hebben met 'wonen'.

Les devoirs

Maken voor de volgende les:

- Leren voca F (mondelinge overhoring)

- Passé composé (stappenplan)

- Maken ex. 24a,b + 25a,b en 26a,b.