Oefentoets H5 beweging

H5 Bewegen
Oefentoets
Je mag je rekenmachine gebruiken 
Succes
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

H5 Bewegen
Oefentoets
Je mag je rekenmachine gebruiken 
Succes

Slide 1 - Tekstslide

Wat voor soort beweging maakt een auto die komt aanrijden bij een stoplicht wat rood is?
A
Versneld
B
Vertraagd
C
Constant

Slide 2 - Quizvraag

Wat voor soort beweging maakt een bal die een helling af rolt?
A
Versneld
B
Vertraagd
C
Constant

Slide 3 - Quizvraag

De snelheid geef je aan in m/s. Vul in:
m is de afkorting van ...........
/ is de afkorting van ........
s is de afkorting van ........
De snelheid kun je ook aangeven in km/h.
km/h is de afkorting van ........

Slide 4 - Open vraag

Welke eenheid gebruik je voor de snelheid van een auto?


Slide 5 - Open vraag

Je rijdt met je vader mee in de auto.

Hoe weet je de snelheid van de auto?
A
Dat zie je op de afstandsmeter.
B
Dat zie je op de kilometerteller.
C
Dat zie je op de snelheidsmeter.

Slide 6 - Quizvraag


Wat is de snelheid van de auto in de afbeelding?

Schrijf ook de eenheid op.

Slide 7 - Open vraag

Reken de snelheid in m/s om naar km/h.
Gebruik afbeelding 6 bij deze opdracht.
10 m/s = km/h
30 m/s = km/h
18 m/s = km/h
0,6 m/s = km/h

Slide 8 - Open vraag

Reken de snelheid in km/h om naar m/s.
Gebruik afbeelding 6 bij deze opdracht.
72 km/h = .......m/s
144 km/h = .......m/s
82,8 km/h = ........m/s
10,8 km/h = ....m/s

Slide 9 - Open vraag

Sidney fietst in een uur 24 km. Hij rijdt de hele tijd even snel.
Hoe groot is de snelheid van Sidney? Denk aan de eenheid.

Slide 10 - Open vraag

Debby rijdt met haar auto 195 km in 3 uur. Ze rijdt steeds met dezelfde snelheid.
Hoe groot is de snelheid van Debby?
(Snelheid= afstand : tijd)

Slide 11 - Open vraag

Een bakkerij heeft een oven waarin een lopende band draait. Op de lopende band liggen broden. De snelheid van de lopende band bepaalt hoelang de broden in de oven blijven. De broden moeten 40 minuten bakken. De lengte van de oven en ook de lopende band is 12 m.
Welke afstand moet het brood in die tijd afleggen?

Slide 12 - Open vraag

Een bakkerij heeft een oven waarin een lopende band draait. Op de lopende band liggen broden. De snelheid van de lopende band bepaalt hoelang de broden in de oven blijven. De broden moeten 40 minuten bakken. De lengte van de oven en ook de lopende band is 12 m.
Hoelang moet een brood in de oven blijven? Reken het aantal minuten daarna om in seconden.

Slide 13 - Open vraag

Een bakkerij heeft een oven waarin een lopende band draait (afbeelding 8). Op de lopende band liggen broden. De snelheid van de lopende band bepaalt hoelang de broden in de oven blijven. De broden moeten 40 minuten bakken. De lengte van de oven en ook de lopende band is 12 m.
Hoe groot is de snelheid van de lopende band?
(Denk eraan dat de minuten in seconden moeten worden ingevuld in de formule)

Slide 14 - Open vraag

Mahmoud rijdt op zijn scooter naar school. De gemiddelde snelheid tijdens deze rit is 35 km/h.
Hoeveel km rijdt Mahmoud in een uur?
In een uur rijdt Mahmoud .......

Slide 15 - Open vraag

Een sprinter loopt de 200 meter in 25 seconden.

Hoe groot is zijn gemiddelde snelheid in m/s?

Slide 16 - Open vraag

Arno fietst in 2 uur 45 kilometer.

Wat is de gemiddelde snelheid van Arno?

Slide 17 - Open vraag

Op een natte weg is je remweg groter.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

De reactie-afstand hangt alleen af van de reactietijd.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Iemand die alcohol heeft gedronken, heeft een langere reactietijd.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Welke bewering over veiligheidsmaatregelen in een auto is juist?
A
Bij een botsing houdt de hoofdsteun je hoofd tegen als dat naar voren klapt.
B
Bij een botsing staat een auto sneller stil door de kreukelzone.
C
Bij een botsing wordt de airbag langzaam vol geblazen met lucht.
D
Bij een botsing wordt de klap op je lichaam kleiner door de autogordel.

Slide 21 - Quizvraag


A

Slide 22 - Quizvraag

Een motorrijder ziet dat een auto voor hem stopt. Hij remt zo snel mogelijk. De motor staat pas na 38 meter stil. De remweg van de motorrijder was 26 meter. Bereken hoe lang zijn reactie-afstand was.
Schrijf ook je berekening op.

Slide 23 - Open vraag

Klaar!
Hoe ging het? Welke onderdelen vind je nog lastig?

Slide 24 - Open vraag