In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
geen celwand
bladgroen korrels
geen celkern
wel celwand,
celkern, geen bladgroenkorrels
Slide 1 - Sleepvraag
Noem de drie rijken binnen het domein van de Eukaryoten
Slide 2 - Open vraag
De 4 rijken, maar hoe verdeel je deze weer in soorten?
Weet je nog?
Slide 3 - Tekstslide
soort en ras
Organismen behoren tot dezelfde soort als ze
samen vruchtbare nakomelingenkunnen voortbrengen.
Individuen van 1 soort kunnen tot verschillende rassen behoren: de Labrador en de Poedel zijn beide hondenrassen en behoren tot dezelfde soort, namelijk de hond.
Slide 4 - Tekstslide
hybriden - nakomelingen niet vruchtbaar
Muildier
Lijger
Zezel
Gaap
Slide 5 - Tekstslide
Rassen
Slide 6 - Tekstslide
Wat is belangrijk bij het ordenen van organismen?
A
Cellen en uiterlijke kenmerken
B
Cellen en DNA
C
DNA en soort
D
Soort en ras
Slide 7 - Quizvraag
Geef de juiste volgorde van het systeem van ordening, van klein naar groot. De kleinste is de soort. Wat komt hierna?
Klasse
Familie
Geslacht
Rijk
Stam
Slide 8 - Sleepvraag
Er zijn meer soorten dan stammen in de ordening van soorten
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Juist of onjuist: Organismen behoren tot één soort als ze erg veel op elkaar lijken
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Persen en siamezen zijn 2 kattenrassen. Een pers en een siamees zijn 2 verschillende soorten
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Horen een tijger en een leeuw bij dezelfde soort?
A
Ja, het zijn allebei katachtigen - dus dezelfde soort.
B
Ja, het zijn alleen verschillende rassen
C
Nee, het is niet
dezelfde soort
Slide 12 - Quizvraag
Ik heb het begrepen.
😒🙁😐🙂😃
Slide 13 - Poll
Ik kan de groepen noemen die ontstaan bij de verdere indeling van een rijk
ja
nee
Slide 14 - Poll
Aan de slag!
Lezen § 3.1 Steeds kleinere groepen
Maken § 3.1: opdracht 4, 5, 7, 10 (blz. 172)
Lezen § 3.2 Overeenkomst en verwantschap t/m ‘ras’
Maken § 3.2: opdracht 2, 5 (blz 180)
Volgende week vrijdag toets: Thema 2: § 1 t/m 4, Thema 3: § 1 en 2 t/m ‘ras’ → overzicht komt op classroom te staan.
Slide 15 - Tekstslide
Verwantschap
Hoe heet het wanneer organismen door variatie en selectie langzaam veranderen?
Wanneer dieren overeenkomsten laten zien in hun DNA dan zijn ze aan elkaar verwant
Slide 16 - Tekstslide
Determineren
Determineren =
organismen herkennen door naar kenmerken te kijken
(engels)Determine = bepalen, vaststellen
Determineren doe je met een determineertabel
Slide 17 - Tekstslide
Determineren
Bepalen van de soortnaam
zoekkaart
determineertabel
Slide 18 - Tekstslide
Waar let je op als je gaat determineren?
A
Kleur
B
Vacht
C
Grootte
D
Kenmerken
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
Determineren
- Begin altijd bovenaan bij 1. Kijk of het a of b is.
- Ga door met dat nummer dat achter je antwoord staat.
- Uiteindelijk krijg je de naam van het organisme
Schrijf altijd je 'route' op: 1a-2b-3a langpootmug