Zakelijke brief oefenen klas 2
1 / 18
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Wat is een juiste plaats- en datumaanduiding?
A
Den Helder, 22 januari 2019
B
Den Helder, 22-01-2019
C
Den Helder, 22 jan. 2019
D
22 januari 2019, Den Helder
Slide 14 - Quizvraag
Wat schrijf je op de referteregel (Betreft: ...)?
A
de geadresseerde
B
de datum waarop je de brief schrijft
C
het onderwerp van de brief
D
de afzender
Slide 15 - Quizvraag
Welke bewering is NIET waar?
A
Na de dubbele punt in de referteregel schrijf je een kleine letter.
B
De inleiding van de brief begint altijd met een kleine letter.
C
Na de referteregels volgen twee witregels.
D
Na de afsluiting volgen twee witregels.
Slide 16 - Quizvraag
Welke aanhef is juist geschreven?
A
Geachte mevrouw Van der Vliet,
B
Geachte Mevrouw van der Vliet,
C
Geachte mevrouw van der Vliet,
D
Geachte mevrouw Van Der Vliet,
