V3 H1 par 7 en 8

Van welk land is deze vlag?
1 / 14
volgende
Slide 1: Open vraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Van welk land is deze vlag?

Slide 1 - Open vraag

Slide 2 - Tekstslide

De economie van India groeit vanaf 1995 snel. Waardoor komt dit NIET?

A
openen grenzen voor buitenlandse investeerders
B
Opzetten planeconomie
C
toename welvaart en groei binnenlandse afzetmarkt
D
Groeiende jonge beroepsbevolking die redelijk Engels spreekt

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Video

Regionale ongelijkheid
Welk gebied heeft het minst geprofiteerd van de economische groei en globalisering? A, B, C of D?

Slide 5 - Tekstslide

Welk gebied heeft het minst geprofiteerd van de economische groei en globalisering
A
Gebied A
B
Gebied B
C
Gebied C
D
Gebied D

Slide 6 - Quizvraag

In de rijkste delen van het land vind je de exportproductiezones (EPZ's)

Slide 7 - Tekstslide

Sociale ongelijkheid in India: de sloppenwijken van Mumbai

Slide 8 - Tekstslide

Hoeveel procent van de 1,3 miljard inwoners van India leeft onder de armoedegrens? (dagelijks minder dan 1,25 dollar per dag te besteden)

Slide 9 - Open vraag

Veel steden in Afrika en Azië groeien harder dan de werkgelegenheid. Wat gebeurt er daardoor?

Slide 10 - Open vraag

Veel landen in Zuidoost-Azië zijn qua economie hard gegroeid. De landen die zich als eerste ontwikkeld hebben noemen we de Aziatische tijgers. De landen die volgen noemen we de 'babytijgers. Zet deze landen bij de juiste categorie. 
Aziatische tijgers
Babytijgers
Zuid-Korea
Taiwan
Singapore
Filipijnen
Vietnam
Thailand
Maleisië
Indonesië

Slide 11 - Sleepvraag

Wat is voor een
MNO een belangrijke
factor om je te vestigen
in een bepaald land?

Slide 12 - Woordweb

Handelsgewassen versus zelfvoorzienende landbouw

Slide 13 - Tekstslide

In landen in ontwikkeling kom je kleine en heel grote landbouwbedrijven tegen. Welk kenmerk hoort bij welk type bedrijf?
Klein landbouwbedrijf
Groot landbouwbedrijf
Zelfvoorzienend
Veel verschillende gewassen
Hoge productie per persoon
Kapitaalintensief
Buitenlands
Bedreigt door verdringing
Handelsgewassen

Slide 14 - Sleepvraag