Sterke en zwakke werkwoorden

Ik weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn.
JA!
Nee
1 / 25
volgende
Slide 1: Poll
SpellingBasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Ik weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn.
JA!
Nee

Slide 1 - Poll

Sterke en zwakke werkwoorden
Verleden tijd: sterke en zwakke werkwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

STERKE

werkwoorden


hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen

Slide 4 - Tekstslide

VOORBEELD

STERKE WERKWOORDEN


kopen : ik koop - ik kocht

lopen : ik loop - ik liep


Slide 5 - Tekstslide

zwakke werkwoorden
Bij zwakke werkwoorden blijft de klank 
(de klinker) in de verleden tijd hetzelfde.
bakken - bakten
koken - kookten

Slide 6 - Tekstslide

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
WORDEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 7 - Quizvraag

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
KOKEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 8 - Quizvraag

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
GEVEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 9 - Quizvraag

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
SPELEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 10 - Quizvraag

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
KLIMMEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 11 - Quizvraag

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
SCHIETEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 12 - Quizvraag

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
RENNEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 13 - Quizvraag

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
STRIJDEN
A
Sterk
B
Zwak
C
Weet ik niet

Slide 14 - Quizvraag

Is dit een sterk of zwak werkwoord in de verleden tijd?

DANSEN
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 15 - Quizvraag

Is dit een sterk of zwak werkwoord in de verleden tijd?

DRINKEN
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 16 - Quizvraag

Is dit een sterk of zwak werkwoord in de verleden tijd?

RIJDEN
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 17 - Quizvraag

Is dit een sterk of zwak werkwoord in de verleden tijd?

REIZEN

A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 18 - Quizvraag

Is dit een sterk of zwak werkwoord in de verleden tijd?

KIJKEN
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 19 - Quizvraag

Is dit een sterk of zwak werkwoord in de verleden tijd?

WETEN
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 20 - Quizvraag

Is dit een sterk of zwak werkwoord in de verleden tijd?

Doen
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 21 - Quizvraag

Is dit een sterk of zwak werkwoord in de verleden tijd?

Zien
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 22 - Quizvraag

Is dit een sterk of zwak werkwoord in de verleden tijd?

HOREN
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 23 - Quizvraag

Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
Rennen
Ruilen
Zitten
Fietsen
Drijven
Vangen
Werpen
Prijzen

Slide 24 - Sleepvraag

Ik heb het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden goed begrepen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll