Leesvaardigheid signaalwoorden

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
Ik weet hoe (zinnen en) alinea's met elkaar verbonden kunnen zijn.
Ik weet welke signaalwoorden bij welk tekstverband horen.
Ik kan signaalwoorden herkennen in de tekst.

Pagina 157

Slide 2 - Tekstslide

Op welke vier manieren kunnen alinea's met elkaar verbonden zijn?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

timer
1:00
Welke signaalwoorden ken je?

Slide 5 - Woordweb

Uitspraak - opsomming
Uitspraak - tegenstelling
Uitspraak - voorbeeld
niet alleen ... maar ook
bijvoorbeeld
daar staat tegenover
Maar
Ook
bovendien
daarentegen
Integendeel
Zoals

Slide 6 - Sleepvraag

Slide 7 - Tekstslide

Noteer de drie signaalwoorden die worden genoemd in deze tekst in je schrift.

Slide 8 - Tekstslide

Noteer de tekstverbanden achter de signaalwoorden.

Slide 9 - Tekstslide

Noteer de delen van de twee opsommingen.

Slide 10 - Tekstslide

Oefening signaalwoorden
Tekst

Slide 11 - Tekstslide

Tekstverband: VERGELIJKING
A
net als
B
kortom
C
als
D
waarmee

Slide 12 - Quizvraag

Tekstverband: SAMENVATTING
A
hierdoor
B
concluderend
C
om
D
kortom

Slide 13 - Quizvraag

Tekstverband: UITLEG OF TOELICHTING
A
zoals
B
samenvattend
C
met andere woorden
D
tenzij

Slide 14 - Quizvraag

Tekstverband: MIDDEL-DOEL
A
zoals
B
om
C
zo
D
omdat

Slide 15 - Quizvraag

Tekstverband: TEGENSTELLING
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
waardoor

Slide 16 - Quizvraag

Tekstverband: UITSPRAAK-VOORBEELD
A
samenvattend
B
echter
C
ter toelichting
D
zo

Slide 17 - Quizvraag

Signaalwoord: TEN EERSTE........TEN TWEEDE
A
middel-doel
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 18 - Quizvraag

Tekstverband: OPSOMMING
A
ook (nog)
B
alles bij elkaar
C
al met al
D
zoals

Slide 19 - Quizvraag

Tekstverband: VOORWAARDE
A
mits
B
waardoor
C
omdat
D
alles bij elkaar

Slide 20 - Quizvraag

Tekstverband: CONCLUSIE
A
kortom
B
alles overziend
C
met dat doel
D
daarentegen

Slide 21 - Quizvraag

Afsluiting:
wat wil je onthouden van deze les?

Slide 22 - Woordweb