M4 - Nov12

M4 - Nov12
  • Expectations
  • Writing: How to write an     e-mail
  • Writing practise: Pitfalls 
  • Novel: Hatchet
  • Examenidioom: p.45-56

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2,3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

M4 - Nov12
  • Expectations
  • Writing: How to write an     e-mail
  • Writing practise: Pitfalls 
  • Novel: Hatchet
  • Examenidioom: p.45-56

Slide 1 - Tekstslide

Behavioral expectations
Chewing gum is in the bin. 
We sit upright.
We bring our books, diaries, pens, notebooks and laptops to class.
We listen to and respect eachother.
We raise our hand when we wish to speak.
We clean up before we leave.


Slide 2 - Tekstslide

Writing exercise: A WhatsApp message
1. Let op: moet je iets zeggen of vragen?
2. Gebruik volle zinnen, maar niet té lang.
3. Gebruik waar nodig hoofdletters en interpunctie (punten/vraagtekens 
    enzovoort).
4. Houd je taal informeel maar wel netjes – alsof een ouder of docent 
    meeleest.
5. Wees bereid om aan je bericht te sleutelen. Check de vraag nog een 
    keer: heb je alle instructies goed gevolgd?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Pitfalls

Slide 5 - Tekstslide

Personally, I think _____ crazy.
A
they're
B
there
C
their

Slide 6 - Quizvraag

They're / Their / There
They're -> verkorte vorm van "they are"

Their -> bezittelijk voornaamwoord: van "they"

There -> geeft een 'plaats' aan

Slide 7 - Tekstslide

_____ are many crazy things happening in the world
A
they're
B
there
C
their

Slide 8 - Quizvraag

All of _____ friends were crazy.
A
they're
B
there
C
their

Slide 9 - Quizvraag

People were crazier back _____ .
A
then
B
than

Slide 10 - Quizvraag

Then / Than
Then -> geeft tijd of consequentie aan

Than -> gebruik je bij een vergelijking

Slide 11 - Tekstslide

He's much crazier _____ I am.
A
then
B
than

Slide 12 - Quizvraag

_____ are you going?
A
Where
B
Were
C
We're

Slide 13 - Quizvraag

Where, Were, We're
Where -> vragende voornaamwoord voor 'plaats'

Were -> verleden tijd voor 'to be'

We're -> verkorte vorm van "we are"


Slide 14 - Tekstslide

______ out of time. I have to go home.
A
Where
B
Were
C
We're

Slide 15 - Quizvraag

______ not making any sense.
A
You're
B
Your

Slide 16 - Quizvraag

You're / Your
You're -> verkorte vorm van "you are"

Your -> bezittelijk voornaamwoord: van "you"

Slide 17 - Tekstslide

Have you lost all of _____ senses?
A
you're
B
your

Slide 18 - Quizvraag

If I passed the test, you can _____ .
A
too
B
to

Slide 19 - Quizvraag

too / to
Too -> betekent "ook", of geeft "heel veel" aan

To -> voorzetsel

Slide 20 - Tekstslide

We're going _____ that new place.
A
too
B
to

Slide 21 - Quizvraag

The house, while old, certainly has _____ charms.
A
it's
B
its

Slide 22 - Quizvraag

It's / Its
It's -> verkortte vorm van "it is" en "it has"

Its -> bezittelijk voornaamwoord: van "it"

Slide 23 - Tekstslide

She has lost her phone, but she thinks ______ in her car.
A
it's
B
its

Slide 24 - Quizvraag

Pitfalls
They're / There / Their
Where / Were / We're
Your / You're
Its / It's 
Than / Then
Too / to 

Slide 25 - Tekstslide

Novel: Homework
Show me: 
Read up to chapter 6 and summarise (in Dutch/Engish)

Slide 26 - Tekstslide

Examenidioom
On your studyplanner, it says which pages to study!

Also, there is a list of irregular verbs to study for 25-11

Slide 27 - Tekstslide