H 3 Water - Herhaling

 H3 Water - herhaling
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

 H3 Water - herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Welke uitspraak over waterkringlopen is waar?
A
Bij de korte waterkringloop valt neerslag in zee
B
Bij de lange waterkringloop verdampt water uit een gletsjer
C
De hoeveelheid water op aarde neemt langzaam af
D
Wolken ontstaan doordat lucht met waterdamp opwarmen

Slide 2 - Quizvraag

Welke vier soorten water zijn zoet?
Zoet water 
Water in de oceaan 
Water in een gletsjer
Zeewater
Sneeuw
Regenwater
Grondwater

Slide 3 - Sleepvraag

Rivieren krijgen meer ruimte. Welke maatregel zie je in de bron?

A
dijkverlegging
B
hoogwatergeul
C
rivierverdieping
D
verwijdering van obstakels

Slide 4 - Quizvraag

Waarom is Dijkring 14 zo belangrijk?
A
Den Haag met de regering ligt erin.
B
Schiphol ligt erin
C
De 4 grote steden liggen erin
D
A, B en C zijn alledrie goed

Slide 5 - Quizvraag

Waarom wordt in Nederland zandsuppletie toegepast?
A
Om daar waar de bodem in Nederland daalt, de bodem op te hogen.
B
Om dijken langs de rivieren te versterken.
C
Om de stukken land tussen de winterdijken en de rivieren op te hogen.
D
Om stranden en duinen langs de kust te versterken.

Slide 6 - Quizvraag

Vroeger overstroomden sommige rivieren in Nederland elk jaar. Tegenwoordig is dat niet meer zo. Leg uit hoe dit komt.

Slide 7 - Open vraag

Wat is de goede volgorde bij de Korte Kringloop van water?
A
Neerslag in zee, zeewater verdampt, waterdamp stijgt
B
Waterdamp stijgt, neerslag op land, zeewater verdampt
C
zeewater verdampt, waterdamp stijgt, neerslag in zee
D
waterdamp stijgt, wolken regenen uit op het land, water via rivieren terug naar zee

Slide 8 - Quizvraag

9
6
5
gletsjer
lange waterkringloop
rivier
condensatie
verdamping
korte waterkringloop
zee
afwatering
regen
sneeuw
grondwater

Slide 9 - Sleepvraag

Als de vraag naar water groter is dan de aanvoer van schoon water, spreken we van...(noteer begrip)

Slide 10 - Open vraag

Met welk probleem hebben de duinen in Nederland te maken?
A
Zandsuppletie
B
Duinvervorming
C
Duinvorming
D
Kustafslag

Slide 11 - Quizvraag

Het opspuiten van zand voor of op het strand om de kust te beschermen noemen we kustafslag.
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag

Je ziet op de afbeelding de rivier de Rijn.
Welke landen horen bij de letters?

A
A = Zwitserland, B = Duitsland, C = Nederland
B
A = Duitsland, B = België, C = Nederland
C
A = Zwitserland, B = België, C = Nederland
D
A = Duitsland, B = Nederland, C = België

Slide 13 - Quizvraag

Wat is infiltratie?

A
Het in de grond wegzakken van (regen)water.
B
Het schoon worden van water in de grond.
C
Het stromen van water onder de grond.
D
Het omhoog komen van water uit de grond.

Slide 14 - Quizvraag

Welke hoeveelheid water op aarde is het grootst?
A
grondwater
B
water dat is opgeslagen in gletsjers en ijskappen
C
zoet oppervlaktewater
D
zout water in oceanen en zeeën

Slide 15 - Quizvraag

Hoe verandert de hoeveelheid water op aarde tussen nu en 1000 jaar?
A
Dat hangt af van de klimaatverandering
B
De hoeveelheid water verandert niet
C
Er zal over 1000 jaar meer water zijn dan nu
D
Er zal over 1000 jaar minder water zijn dan nu

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Leg uit hoe het graven van een hoogwatergeul (nevengeul) overstromingen helpt te voorkomen

Slide 18 - Open vraag

Wat is duurzaam waterbeheer?

A
rivieren meer ruimte geven
B
rekening houden met het milieu
C
water opslaan in retentiegebieden
D
water opslaan en afvoeren

Slide 19 - Quizvraag

Er is geen sprake van duurzaam waterbeheer als:
A
een tuinder in het Westland regenwater opvangt om zijn gewassen mee te besproeien.
B
een bierbrouwerij uit Dommelen water oppompt uit een aquifer.
C
een boer water uit de Maas pompt om zijn maïsakkers te beregenen.
D
een ontziltingsbedrijf in Katwijk van zeewater drinkwater maakt.

Slide 20 - Quizvraag

De uiterwaarden liggen in het rivierengebied.....
A
binnendijks
B
buitendijks

Slide 21 - Quizvraag

Wat zijn de uiterwaarden?
A
Een hogere strook zandig land langs de rivier
B
een gebied met vertakkingen van een rivier
C
een gebied tussen de zomerdijk en de rivier
D
een gebied tussen de rivier en de winterdijk

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een polder?
timer
0:20
A
Een stuk land omringd door dijken waarbinnen de waterstand geregeld wordt
B
Een polder is een lager gelegen gebied in hoog Nederland
C
Een polder is een stuk 'wad' in zee die soms droog komt te liggen bij eb
D
Een polder is een hoger gelegen land dan de omgeving

Slide 23 - Quizvraag

Welk getal geeft de zomerdijk aan?
A
2
B
3
C
4
D
6

Slide 24 - Quizvraag

Een winterdijk is ..... dan een zomerdijk.
A
lager
B
langer
C
hoger
D
mooier

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een delta ?
A
Dat is een bedijkt gebied. Met uiterwaarden.
B
Een driehoekig stuk land tussen twee rivieren.
C
Het gebied tussen de vertakkingen van een rivier. Uitmonding van een rivier
D
Het gebied rondom de Delta werken.

Slide 26 - Quizvraag

De hoofddoelstelling van
de projecten Ruimte voor
de Rivier is ..
A
zorgen voor goede kwaliteit van het water
B
zorgen voor veiligheid
C
zorgen voor voldoende water
D
zorgen voor mooie natuurgebieden

Slide 27 - Quizvraag