H4 Kracht en Bewegen - WAT WEET JE AL
1 / 22
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Hoeveel meter zitten er in een km ?
Slide 3 - Open vraag
Hoeveel seconden zitten er in een uur?
Slide 4 - Open vraag
Reken om:
36 km /h = ..... m/s
36 km /h = ..... m/s
Slide 5 - Open vraag
Reken om:
0,5 m/s = ..... km/h
0,5 m/s = ..... km/h
Slide 6 - Open vraag
Reken om:
30 km/h = ..... m/s
30 km/h = ..... m/s
Slide 7 - Open vraag
Een slak kruipt 2,36 m een boomstam op. Hij doet hier 0,45 h over. Bereken de gemiddelde snelheid van de slak in m/h.
Slide 8 - Open vraag
Bereken de zwaartekracht die werkt op een paard met een massa van 550 kg.
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Tijdens het fietsen kun je versnellen en vertragen.
Wat is waar?
Wat is waar?
A
Als je versnelt dan ga je steeds langzamer bewegen.
B
Als je versnelt dan ga je steeds sneller bewegen.
C
Als je vertraagt dan ga je steeds langzamer bewegen.
D
Als je vertraagt dan ga je steeds sneller bewegen.
Slide 16 - Quizvraag
Hoe snel een auto tot stilstand komt, hangt af van de toestand van de weg. Op een besneeuwde weg hebben banden minder grip dan op een droge weg.
Zet in de juiste volgorde.
Zet de situatie waarbij de auto het snelst tot stilstand komt bovenaan.
1
2
3
Droge weg
Besneeuwde weg
Natte
weg
Slide 17 - Sleepvraag
Waarom gebeuren er op besneeuwde en gladde wegen meer ongelukken dan op droge wegen?
A
Banden hebben meer grip op gladde wegen, dan duurt het langer voor je stilstaat.
B
Banden hebben meer grip op gladde wegen, dan sta je sneller stil.
C
Banden hebben minder grip op gladde wegen, dan duurt het langer voor je stilstaat.
D
Banden hebben minder grip op gladde wegen, dan sta je sneller stil.
Slide 18 - Quizvraag
Ook al reageer je snel. Soms duurt het toch lang voordat je stilstaat. Hoe kan dat? Noem 3 redenen
