Argumenteren - les 2

Argumenteren
Hoofdstuk 2
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Argumenteren
Hoofdstuk 2

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Gerwin van der Werf - Strovuur
  • H2 Argumenteren
  • Begin maken met Ingezonden brief

Slide 2 - Tekstslide

Schrijversbezoek
Dinsdag 27 februari

We lezen H1 uit Strovuur.
-Is dit een boek dat je verder zou willen lezen (periode 3)?
-Hoe denk je dat het verhaal verder zal gaan?
-Wat kun je vertellen over het gekozen perspectief?
-Wie is de hoofdpersoon?
-Belevend ik of vertellend ik?
-Wanneer speelt het verhaal zich af? 

Slide 3 - Tekstslide

Argumenteren
Nieuw Nederlands - Hoofdstuk 2

Slide 4 - Tekstslide

paragraaf 1 Standpunt en Argument
Doelen:
  • Ik kan onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten. 
  • Ik kan standpunten, argumenten, tegenargumenten en weerleggingen herkennen en begrijpen.

Slide 5 - Tekstslide


Is het rode zinsdeel standpunt of argument?
Danceparty's moeten verboden worden: ze zijn een gevaar voor de volksgezondheid.
Feitelijk of waarderend argument?
A
Standpunt
B
Argument

Slide 6 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend argument?

Er moeten meer docenten met een universitaire opleiding komen, anders gaat het niveau van de havo achteruit.
A
waarderend argument
B
feitelijk argument

Slide 7 - Quizvraag

Feitelijk 
argument
Waarderend
argument
Standpunt
Tegen-
argument
Weer-
legging
Die cabaretier is echt heel goed.
Hij heeft diverse prijzen gewonnen en zijn voorstellingen zijn altijd uitverkocht zijn.
Voor zijn show in Carré zijn nog voldoende kaarten beschikbaar hoor.

Slide 8 - Sleepvraag

opdracht
Lees tekst 3

-Markeer het standpunt.
-Onderstreep de argumenten.
-Geef aan of de argumenten waarderend of feitelijk zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Ingezonden brief

Slide 11 - Tekstslide

Doelen
  • Ik kan adequaat reageren op een nieuwsfeit of artikel.
  • Ik kan hierbij mijn standpunt ondersteunen met relevante argumenten.
  • Ik kan mijn tekst aanpassen aan het publiek.
  • Ik kan zorgen voor variatie in woordgebruik.

Slide 12 - Tekstslide

Ingezonden brieven
voorbeelden

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Je hebt 4 korte ingezonden brieven gezien.
Wat kun je nu zeggen over een
ingezonden brief (vorm/inhoud)?

Slide 18 - Woordweb

Ingezonden brief
Soms lees je in een krant iets wat je zorgwekkend vindt of waarover je je opwindt. Dat kan een nieuwsfeit zijn of een artikel waarmee je het niet eens bent. Je kunt dan een ingezonden brief schrijven.

Zo'n brief schrijf je aan de redactie van de krant, maar let op: je wilt niet de redactie bereiken, maar de lezers van de krant. Zij vormen je publiek: je wilt hen overtuigen.

Slide 19 - Tekstslide

Wat doe je als je reageert op een nieuwsfeit?

  1. Noem het nieuwsfeit waarop je reageert.
  2. Geef aan waarom je je daarover kwaad of ongerust maakt.
  3. Geef aan wat er volgens jou moet gebeuren of veranderen.

Slide 20 - Tekstslide

Wat doe je als je reageert op een artikel waar je het niet mee eens bent?

  1. Noem het standpunt waar je het niet mee eens bent.
  2. Noem de argumenten die volgens jou niet kloppen (ga er niet op in).
  3. Geef je eigen tegenovergestelde standpunt.
  4. Geef betere argumenten voor dit standpunt.
  5. Ondersteun de argumenten.

Slide 21 - Tekstslide

Ingezonden brief
  • Je schrijft minimaal drie alinea's (meer mag natuurlijk ook): een inleiding, een middenstuk en een slot. 
  • Boven de brief maak je een korte titel.
  • Onder de brief zet je je naam en woonplaats en de datum van schrijven.

Slide 22 - Tekstslide

De inleiding

De inleiding trekt de aandacht van de lezer en introduceert het onderwerp van de brief: 
  •  Noem in de eerste zin het nieuwsfeit of het artikel waarop je reageert: de datum, de titel en – als het bekend is – de naam van de auteur
  • Vermeld de gebeurtenis of het standpunt waar je het wel of niet mee    eens bent.

Slide 23 - Tekstslide

Geaardheid valt niet te vangen in lhbtiq+

Slide 24 - Tekstslide

Het middenstuk
Geef aan waarom je je ergens kwaad over maakt (nieuwsfeit) of noem de argumenten die niet kloppen (artikel). Citeer de zinnen waarover je iets wilt zeggen; dan kan niemand later beweren dat jij iemands woorden hebt verdraaid.

Vertel waarom je het ergens wel of niet mee eens bent of geef aan waarom iets een probleem is. Geef minimaal drie argumenten voor jouw standpunt. Gebruik voor ieder argument een alinea.




Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Het slot
Geef aan wat er volgens jou moet gebeuren of herhaal nog een keer krachtig je mening. Het slot van de ingezonden brief bevat een pakkende afsluiting. 

Sluit af met je naam en woonplaats.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Toon
Let op de toon van je brief. Je hebt drie mogelijkheden:
-zakelijk: je betoog maakt een degelijke indruk
-verontwaardigd: je kwaadheid tonen kan functioneel zijn
-ironisch: zo krijg je de lachers op je hand

Slide 29 - Tekstslide

Taalverzorging
  • Je schrijft de brief zonder taal- en spelfouten en gebruikt de juiste leestekens.
  • Formulering:  zorg voor variatie in het woordgebruik.
  • Pas je toon aan bij het medium en publiek dat je kiest. 
  • Gebruik signaalwoorden en verwijswoorden correct.
  • Zorg dat iedere alinea een duidelijk herkenbare kernzin heeft.
  • Je verwoordt je mening en argumenten op een persoonlijke manier. 
  • Geen aanhef en slotgroet


Slide 30 - Tekstslide

Opdracht

  • Bekijk nogmaals tekst 3.
  • Je bent het niet eens met de schrijver en schrijft een ingezonden brief.
  • Schrijf de inleiding van je brief.
  • Let goed op je toon en op je taalverzorging.


Slide 31 - Tekstslide

De inleiding

De inleiding trekt de aandacht van de lezer en introduceert het onderwerp van de brief: 
  •  Noem in de eerste zin het nieuwsfeit of het artikel waarop je reageert: de datum, de titel en – als het bekend is – de naam van de auteur
  • Vermeld de gebeurtenis of het standpunt waar je het wel of niet mee    eens bent.

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht

  • Vergelijk je inleiding met die van een klasgenoot.
  • Verwerk jullie teksten samen tot een beste inleiding.
  • Stuur jullie tekst via Teams naar je docent.


Slide 33 - Tekstslide

Opdracht

  • Bedenk minimaal twee argumenten om je standpunt te ondersteunen.
  • Werk een van de argumenten uit (ongeveer 50 woorden).


Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Opdracht

  • We lezen een artikel over de herinvoering van de dienstplicht
  • Noteer het standpunt of de gebeurtenis waar je het wel of niet mee eens bent of waar je je zorgen om maakt.
  • Noteer argumenten voor jouw standpunt.
  • Noteer wat er volgens jou zou moeten gebeuren.


Slide 36 - Tekstslide

Opdracht
  • N.a.v. het artikel schrijf je een ingezonden brief van 200 – 300 woorden.
  • Inleiding: vermeld de gebeurtenis/het standpunt waar je het wel of niet mee eens bent
  • Middenstuk: leg uit waarom je het hier wel/niet mee eens bent
  • Slot: geef aan wat er volgens jou moet gebeuren 

                                                    

Slide 37 - Tekstslide

Doelen
  • Ik kan adequaat reageren op een nieuwsfeit of artikel.
  • Ik kan hierbij mijn standpunt ondersteunen met relevante argumenten.
  • Ik kan mijn tekst aanpassen aan het publiek.
  • Ik kan zorgen voor variatie in woordgebruik.

Slide 38 - Tekstslide