Meander thema 2 oefenen voor de toets

Meander - thema 2 
oefenen voor de toets
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Meander - thema 2 
oefenen voor de toets

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent globalisering?
A
Een groot bedrijf dat vestigingen in het buitenland heeft.
B
Een samenwerkingsverband tussen een groot aantal Europese landen.
C
Het proces dat landen steeds meer invloed op elkaar hebben.
D
Het verkopen van spullen aan een ander land.

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent de multinational?
A
Een groot bedrijf dat vestigingen in het buitenland heeft.
B
Een samenwerkingsverband tussen een groot aantal Europese landen.
C
Het proces dat landen steeds meer invloed op elkaar hebben.
D
Het verkopen van spullen aan een ander land.

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent de EU (Europese Unie)?
A
Een groot bedrijf dat vestigingen in het buitenland heeft.
B
Een samenwerkingsverband tussen een groot aantal Europese landen.
C
Het proces dat landen steeds meer invloed op elkaar hebben.
D
Het verkopen van spullen aan een ander land.

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn open grenzen?
A
Mensen en goederen mogen de grenzen over zonder controles en extra kosten.
B
Kosten die een bedrijf moet betalen om producten in een land te krijgen.
C
Het proces dat landen steeds meer invloed op elkaar hebben.
D
Het verkopen van spullen aan een ander land.

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent export?
A
Mensen en goederen mogen de grenzen over zonder controles en extra kosten.
B
Het invoeren van spullen uit een ander land.
C
Het verkopen van spullen aan een ander land.
D
De prijs die het kost om iets te laten maken.

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn invoerrechten?
A
Mensen en goederen mogen de grenzen over zonder controles en extra kosten.
B
Kosten die een bedrijf moet betalen om producten in een land te krijgen.
C
Het proces dat landen steeds meer invloed op elkaar hebben.
D
Het verkopen van spullen aan een ander land.

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent import?
A
Mensen en goederen mogen de grenzen over zonder controles en extra kosten.
B
Het invoeren van spullen uit een ander land.
C
Het verkopen van spullen aan een ander land.
D
De prijs die het kost om iets te laten maken.

Slide 8 - Quizvraag

België grenst aan Nederland, Duitsland, Luxemburg en Frankrijk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Hoe heet het gebied in België waar de meeste mensen Nederlands spreken?
A
Wallonië
B
Ruhrgebied
C
Vlaanderen
D
de Alpen

Slide 10 - Quizvraag

Waarom wordt veel kleding in Azië gemaakt?
A
De meest multinationals komen daar vandaan.
B
Daar kost het maken van kleding het minste geld.
C
De stoffen voor de kleding zijn alleen daar te koop.

Slide 11 - Quizvraag

Voordelen over de EU

Slide 12 - Woordweb