Thema 6 Basisstof 7 - Fossielen

Chabo
Sey
Gaby
Djano
Romy
Sara
Gaby
Anouk
Chéden
Kim
Omar
                              bord
LEG JE BOEK KLAAR en je begrippenlijst. 
Sta je er niet op, dan mag je kiezen waar je gaat zitten. 
Je hebt een voldoende voor de toets gehaald. 
r
a
a
m
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Chabo
Sey
Gaby
Djano
Romy
Sara
Gaby
Anouk
Chéden
Kim
Omar
                              bord
LEG JE BOEK KLAAR en je begrippenlijst. 
Sta je er niet op, dan mag je kiezen waar je gaat zitten. 
Je hebt een voldoende voor de toets gehaald. 
r
a
a
m

Slide 1 - Tekstslide

Absentie 
Herhaling vorige les
Nakijken
Doelen van de les
Doel met uitleg
Opdrachten maken 
Nakijken  
Doel van de les en afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstukopbouw
1. Genotype en Fenotype
2. Chromosomen en genen
3. Variatie in genotypen
herhaling 1 - 3 + mindmap invullen
4. Geschiedenis van het leven op aarde
6. Evolutie
7. Fossielen
Herhaling 1 - 7 + mindmap invullen
Diagnostische toets
Toets

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling vorige les
Leerdoel 
Je kunt de evolutietheorie beschrijven.

Slide 4 - Tekstslide

Thema 6.7 Fossielen
Leerdoel 
Je kunt beschrijven hoe fossielen ontstaan

Slide 5 - Tekstslide

Doel: Je kunt vertellen hoe fossielen ontstaan
Fossielen zijn versteende overblijfselen van organismen, of afdrukken van organismen in steen. 

Als organismen doodgaan, blijven er dode resten over. Meestal ruimen bacteriën en schimmels de dode resten op. Je zegt dan dat de dode resten vergaan of worden verteerd.

Fossielen ontstaan alleen als de resten niet vergaan, bijvoorbeeld doordat ze bedekt raken met zand of klei.

Slide 6 - Tekstslide

Doel: Je kunt vertellen hoe fossielen ontstaan

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Fossielen
Fossielen ontstaan alleen als de resten niet vergaan, bijvoorbeeld doordat ze bedekt raken met zand of klei. Als dat snel gebeurt, krijgen bacteriën en schimmels niet de tijd om de dode resten af te breken.

Na verloop van tijd komt er steeds meer zand of klei op deze dode resten te liggen. Langzaam wordt de laag zand of klei steeds harder en verandert in steen. De resten van het organisme verstenen dan ook. Er is dan een fossiel ontstaan.

Slide 9 - Tekstslide

Zachte delen verrotten vaak te snel om te veranderen in fossielen (fossiliseren). Harde delen, zoals botten of schelpen, verrotten niet snel. Van schelpdieren worden dan ook veel meer fossielen gevonden dan van wormen. Op basis van de fossiele delen proberen onderzoekers het complete dier te maken. Dit heet een reconstructie.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Fossielen en evolutie
De aarde is opgebouwd uit verschillende lagen. De fossielen komen soms in meerder lagen voor en soms maar in één laag. 

Door de fossielen in verschillende lagen (periodes) te vinden weten we wanneer soorten geleefd hebben. 

Daarom zijn fossielen belangrijk voor de evolutietheorie. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Wat zijn fossielen?
A
versteende overblijfselen van organismen, of afdrukken van organismen in steen.
B
Zachte overblijfselen van organisme
C
Organismen die leven onder stenen
D
Oude boomresten

Slide 14 - Quizvraag

Zachte delen verdwijnen snel en harde delen blijven langer bestaan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag
Maken de opdrachten van basisstof 7

Slide 16 - Tekstslide

Evolutie
A
Het ontstaan en ontwikkelen van soorten
B
Het verdwijnen van soorten
C
Mutatie van soorten

Slide 17 - Quizvraag

Welke theorie ontwikkelde Charles Darwin?
A
Theorie van de lange nek
B
Evolutietheorie
C
Theorie van water
D
Theorie van organisme

Slide 18 - Quizvraag

Hoe langer geleden de gemeenschappelijke voorouder van twee soorten leefde, hoe minder verwant de soorten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Bedankt!

Slide 20 - Tekstslide