Week 38, les 1, 2H
1 / 46
Lesduur is: 80 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Wat weet je nog?
Slide 5 - Woordweb
Der Englischer Garten ....... (is) ein Park in München.
A
sind
B
ist
C
bist
D
seid
Slide 6 - Quizvraag
....... (ben) du da gewesen? (geweest)
A
sind
B
ist
C
bist
D
seid
Slide 7 - Quizvraag
Ich ...... (heb) einen Hund.
A
haben
B
habe
C
hast
D
hat
Slide 8 - Quizvraag
....... (hebben) ihr Hunger?
A
habe
B
haben
C
hast
D
habt
Slide 9 - Quizvraag
A
Es ist acht Stunden
B
Es ist Stunde acht
C
Es ist acht Uhren
D
Es ist acht Uhr
Slide 10 - Quizvraag
A
Es ist halb zwei
B
Es ist halb nach zwei
C
Es ist halb nach eins
D
Es ist halb eins
Slide 11 - Quizvraag
A
Es ist Viertel nach 3
B
Es ist Viertel vor 3
C
Es ist Viertel nach 4
D
Es ist Viertel vor 4
Slide 12 - Quizvraag
A
Es ist Viertel nach 7
B
Es ist Viertel vor 7
C
Es ist zehn vor 7
D
Es ist halb 7
Slide 13 - Quizvraag
Welke naamval is het onderwerp?
A
1e
B
2e
C
3e
D
4e
Slide 14 - Quizvraag
4e naamval is......
A
Onderwerp
B
Lijdende vorm
C
Meewerkende vorm
Slide 15 - Quizvraag
Du hast (uns) das nicht gesagt!
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
Slide 16 - Quizvraag
(Ich) habe morgen Geburtstag.
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
Slide 17 - Quizvraag
Welke van de onderstaande woorden is een persoonlijk voornaamwoord?
(in de vierde naamval)
(in de vierde naamval)
A
jullie
B
euch
C
dich
D
jij
Slide 18 - Quizvraag
Welke van de onderstaande woorden is een persoonlijk voornaamwoord?
(in de eerste naamval)
(in de eerste naamval)
A
mich
B
uns
C
sind
D
er
Slide 19 - Quizvraag
Klasse
A
der
B
die
C
das
Slide 20 - Quizvraag
Junge
A
die
B
der
C
das
Slide 21 - Quizvraag
Kind
A
die
B
der
C
das
Slide 22 - Quizvraag
Mädchen
A
das
B
die
C
der
Slide 23 - Quizvraag
Onkel
A
die
B
der
C
das
Slide 24 - Quizvraag
Pferd
A
das
B
die
C
der
Slide 25 - Quizvraag
Buch
A
die
B
das
C
der
Slide 26 - Quizvraag
Mehrzahl "Opa'
A
Opan
B
Opaen
C
Opas
Slide 27 - Quizvraag
Mehrzahl von 'Mädchen'
A
Mädchens
B
Mädchen
C
Mädchenen
Slide 28 - Quizvraag
der
die
das
meervoud
onzijdig
vrouwelijk
mannelijk
Slide 29 - Sleepvraag
Kartoffeln
A
kein
B
keine
Slide 30 - Quizvraag
Slide 31 - Tekstslide
Hund
A
ein
B
eine
Slide 32 - Quizvraag
(geen) Brot
A
ein
B
eine
C
kein
D
keine
Slide 33 - Quizvraag
(een) Orange
A
ein
B
eine
C
kein
D
keine
Slide 34 - Quizvraag
Slide 35 - Tekstslide
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
stam + st
stam + e
stam + t
stam + en
stam + t
stam + en
Slide 36 - Sleepvraag
Ich ...... einen Brief (schreiben)
A
schreib
B
schreibe
C
schreibt
D
schreiben
Slide 37 - Quizvraag
Wir ....... gerne Karaoke. (singen)
A
singe
B
singen
C
singt
D
singst
Slide 38 - Quizvraag
Peter und Tom ...... jeden Samstag Sport. (machen)
A
mache
B
machst
C
macht
D
machen
Slide 39 - Quizvraag
feesttenten
eettenten
werkwoorden die een tussen -e krijgen bij du, er/sie/es en ihr
wohnen
heißen
finden
rennen
tanzen
reisen
schreiben
fassen
beißen
streiten
