B2 T1 Structuur van chromatine en chromosomen (volledig)

1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieSecundair onderwijs

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

histon
linker DNA
chromatine
nucleosoom
octameer

Slide 20 - Sleepvraag

Hoeveel waterstofbruggen heeft het basenpaar A & T
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 21 - Quizvraag

8. Hoe worden de verbindingen tussen nucleotiden in het DNA gevormd?
A
Peptidebinding
B
Zwavelbrug
C
Waterstofbrug

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

replicatie is de vorming van
A
DNA
B
RNA
C
eiwitten

Slide 30 - Quizvraag

Welk enzym is betrokken bij DNA replicatie?
A
DNA-gyrase
B
DNA-polymerase
C
DNA-helicase
D
DNA-ligase

Slide 31 - Quizvraag

Bij replicatie worden van beide DNA strengen een kopie gemaakt. Dit heet....
A
DNA replicatie
B
Semi-conservatieve DNA replicatie
C
Conservatieve DNA replicatie
D
centrale dogma

Slide 32 - Quizvraag

voor DNA-replicatie is/zijn benodigd
A
DNA
B
DNA polymerase
C
vrije nucleotiden
D
alle drie

Slide 33 - Quizvraag


Tijdens replicatie wordt DNA ook enkelstrengig gemaakt. Met behulp van welk enzym wordt DNA ontrold?
A
Ligase
B
exonucelase
C
Helicase
D
Polymerase

Slide 34 - Quizvraag

Wat doet de primer?
A
De DNA ketens uit elkaar halen
B
De Okazaki fragmenten aan elkaar koppelen
C
Nieuwe nucleotiden inbouwen
D
Startpunt van replicatie

Slide 35 - Quizvraag

Hieronder staan een aantal combinaties van begrippen. Welke hebben het minste met elkaar te maken?
A
Helicase en DNA-polymerase
B
Helicase en RNA-polymerase
C
DNA-polymerase en primer
D
Helicase en replicatie

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Een 'kaart' dat al je chromosomen in kaart brengt, heet een

Slide 48 - Open vraag

Van welke genoommutatie is hier sprake
A
trisomie 13
B
trisomie 18
C
trisomie 21

Slide 49 - Quizvraag

Chromosoom 3 noemen we een ...
A
autosoom
B
geslachtschromosoom
C
X-chromosoom
D
Y-chromosoom

Slide 50 - Quizvraag

Haploid:
1n of 2n?
A
1n
B
2n

Slide 51 - Quizvraag

Een bevruchte eicel is
A
haploid
B
diploid
C
triploid

Slide 52 - Quizvraag

Slide 53 - Tekstslide

Slide 54 - Tekstslide

Slide 55 - Tekstslide