ergon 30, deel 2

• Grieks
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

zin 1

Ὁ δὲ Θησεύς, ὁ ἥρως, τῷ τῶν Ἀθηνῶν δήμῳ βοηθεῖ· ἥκει γὰρ εἰς τὴν Κρήτην σὺν τοῖς παισίν.

r. 9: Wie is Theseus?

1. de held
2. een held

r. 9: Welke naamval is τῷ τῶν Ἀθηνῶν δήμῳ en waarom is die hier gebruikt?

1. genitivus, want het zegt iets over Theseus
2. dativus, want het is een bijwoordelijke bepaling
3. dativus, want het hangt af van βοηθεῖ
4. accusativus, want het is lijdend voorwerp van βοηθεῖ

r. 10: Wie/wat is het onderwerp van ἥκει?

r. 10: Waarheen komt Theseus?

r. 10: Wie wordt/worden bedoeld met τοῖς παισίν?

1. Theseus
2. de kinderen van Theseus
3. de 7 Atheense jongens en 7 Atheense meisjes
4. de dochter van Minos

r. 10: Wat betekent σὺν?

1. niet
2. dus
3. voor
4. (samen) met

vertaling zin 1

Maar Theseus, de held, helpt het volk van de Athener: want hij komt/gaat naar Kreta samen met de kinderen.

zin 2

Ἐνταῦθα δ΄Ἀριάδνη, ἡ τοῦ Μίνος θυγάτηρ, τὸν ἥρωα μάλα θαυμάζει.

r. 11: Wie is Ariadne?

r. 12: Wie wordt bedoeld met τὸν ἥρωα?

r. 12: θαυμάζει: wie bewondert wie?

1. Theseus bewondert Ariadne
2. Minos bewondert Theseus
3. Ariadne bewondert Theseus
4. Ariadne bewondert de Minotaurus

vertaling zin 2

En daar bewondert Ariadne, de dochter van Minos, de held zeer.

zin 3

Ἔρωτι δὲ βοηθεῖ αὐτῷ· μίτον παρέχει αὐτῷ.

r. 12: Wat is de naamval van ἔρωτι en waarom is die naamval hier gebruikt?

1. dativus, want het is een bijwoordelijke bepaling
2. dativus, want het is meewerkend voorwerp
3. nominativus, want het is onderwerp
4. accusativus, want het is lijdend voorwerp

r. 12: Wie is het onderwerp van βοηθεῖ?

1. Theseus
2. de liefde
3. Minos
4. Ariadne

r. 12: αὐτῷ: Waarom is hier een dativus gebruikt?

1. meewerkend voorwerp
2. aanvulling bij βοηθεῖ
3. bijwoordelijke bepaling

r. 13: αὐτῷ: Hoe vertaal je deze vorm hier?

1. meewerkend voorwerp, dus aan hem
2. bijwoordelijke bepaling, dus door hem

vertaling zin 3

En uit liefde helpt ze hem: ze geeft hem een draad.

zin 4

Τῷ ἥρωι τὴν ἐκ τοῦ λαβυρίνθου ἔξοδον εὑρισκειν ἔξεστι τῷ μίτῳ.

r. 13: τῷ ἥρωι: waarom is hier een dativus gebruikt?

1. bijwoordelijke bepaling, hoort bij εὑρίσκειν
2. meewerkend voorwerp, hoort bij van ἔξεστι

r. 13/14: Hoe vertaal je τὴν ἐκ τοῦ λαβυρίνθου ἔξοδον?

r. 14: Waardoor/-mee kan Theseus de uitgang vinden?

vertaling zin 4

De held kan de uitgang uit het labyrint vinden door de draad.