Voorbereiding toets H4 les 2

Herhaling hoofdstuk 4 deel 1
Ik ben voorbereid op de toets van Hoofdstuk 4
Herhaling hoofdstuk 4 deel 2
Nederlands
20 april
Maken oefentoets
Hebben we alle doelen behaald?
Leren voor de toets van vrijdag
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling hoofdstuk 4 deel 1
Ik ben voorbereid op de toets van Hoofdstuk 4
Herhaling hoofdstuk 4 deel 2
Nederlands
20 april
Maken oefentoets
Hebben we alle doelen behaald?
Leren voor de toets van vrijdag

Slide 1 - Tekstslide

Woord van de week
Wie?
Tonton

Slide 2 - Tekstslide

Instructie Basis: persoonsvorm tegenwoordige tijd

Wat is de tegenwoordige tijd?

Wat is de persoonsvorm?

Waar staat die in de zin?

Slide 3 - Tekstslide

Instructie KGT
Gezegde: alle werkwoorden in de zin.

Hoeveel werkwoorden kunnen er in een zin staan?
 (tel ze in bovenstaande zin)

Slide 4 - Tekstslide

Meervoud: 
De regels

Slide 5 - Tekstslide

Zet -en achter het enkelvoud:
  • Boek > boeken
  • Schrift > schriften
  • Toetsenbord > toetsenborden

Slide 6 - Tekstslide

Soms moet je een -f  veranderen in een -v
of een -s  veranderen in een -z


  • Wolf > wolven
  • Huis > huizen

Slide 7 - Tekstslide

Soms moet je ook de laatste letter verdubbelen:

  • Kat > katten
  • Pen > pennen
  • Jas > jassen

Slide 8 - Tekstslide

KGT: Soms moet je een a, e, o, of u weglaten:

  • Maan > manen
  • Beer > beren
  • Boom > bomen

Slide 9 - Tekstslide

KGT: soms moet je een 's toevoegen als de uitspraak anders raar wordt


Voorbeeld:
lama - lama's
drama - drama's

Slide 10 - Tekstslide

KGT: Voltooid deelwoord

Slide 11 - Tekstslide

BK:
Verwijswoorden

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in de zin? En het gezegde? (KGT)

1. De jongen fietst naar school.
2. Wij hebben het goed gedaan.
3. Kees maakt het dak schoon.
4. Is hij wel getest?
5. De jongens maakten een feestje van de schooldag. 

Slide 13 - Tekstslide

Maak het meervoud:
  1. eekhoorn
  2. dak
  3. muis
  4. keet
  5. datum
  6. pen

Slide 14 - Tekstslide

In de inleiding van een tekst staat waar de tekst over gaat.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

De inleiding van de tekst heeft de meeste alinea's
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

In het middenstuk staat de belangrijkste informatie.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

In het slot van de tekst staat een korte samenvatting.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Dit is een voorbeeld van een signaalwoord
A
Maar
B
In
C
Door
D
Als

Slide 19 - Quizvraag

Dit is het tegenovergestelde van duur
A
goedkoop
B
prijzig

Slide 20 - Quizvraag

Dit is het tegenovergestelde van aanwezig
A
er zijn
B
afwezig

Slide 21 - Quizvraag

Dit is het tegenovergestelde van uitdagend
A
uitnodigend
B
saai

Slide 22 - Quizvraag

Aan het werk
In je mail krijg je nu van mij de proeftoets. 
Hier ga je maximaal 30 minuten mee aan de slag.
Daarna kijk je deze na met de antwoorden die je ook in je mailbox krijgt. 

Besteed extra aandacht met leren voor de toets aan de onderdelen waar je veel fouten in hebt gemaakt. 
timer
30:00

Slide 23 - Tekstslide

Vrijdag toets!

Leren: 
Hoofdstuk 4
Lezen, Woordenschat en Taalverzorging

Slide 24 - Tekstslide

Vragen?

Slide 25 - Tekstslide