- Bedenk welke twee dingen je wilt vertellen over je vakantie en bedenken daarnaast één ding bij dat niet waar is. Schrijf dit voor zichzelf op. Vertel iets waarvan je denkt dat je klasgenoten (nog) niet weten. Dit doe je in stilte.
• Dingen waarover je de waarheid (of niet) kunt vertellen:
- Land waar je in je vakantie bent gewees;
- Activiteiten die je in de vakantie hebt gedaan;
- Wie je in de vakantie hebt ontmoet;
- Bepaald voedsel dat je hebt gegeten.