Grammatica herhaling

Plattegrond
Docent
Lieke
Isa V.
Niek
Tycho
Friso
Yessin
Lucas
Denise
Pien
Romy
Klaske 
Isa
Sophie
Lars
Colin
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Plattegrond
Docent
Lieke
Isa V.
Niek
Tycho
Friso
Yessin
Lucas
Denise
Pien
Romy
Klaske 
Isa
Sophie
Lars
Colin

Slide 1 - Tekstslide

Donderdag 14 maart 

  • Pak je leesboek en start met lezen (10 min.)
  • Korte herhaling grammatica (10 min.)
  • Opdrachten grammatica stencil (10 min.)



timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin. Een persoonsvorm behoort dus ook altijd tot het werkwoordelijk gezegde.

Slide 5 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Lijdend voorwerp komt voor in zinnen waarin iets/iemand iets 'overkomt' dus als het ware 'lijdt'. 
Vind je door de vraag te stellen
'Wat/wie+ werkwoordelijk gezegde + onderwerp. 

TIP: HET LIJDEND VOORWERP BEGINT NOOIT MET EEN VOORZETSEL!!!!

Slide 6 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Deze persoon werkt mee. Vind je door de vraag te stellen
'Aan wie of voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lv. 

TIP: GEEN LIJDEND VOORWERP DAN OOK GEEN MEEWERKEND VOORWERP

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het gezegde in de zin: Ze zit al uren te knutselen.
A
zit
B
zit knutselen
C
zit te knutselen
D
zit uren te knutselen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het gezegde in de zin:
Hij heeft de hele avond televisie gekeken.

Slide 10 - Open vraag

Welke vraag moet je stellen om het lijdend voorwerp in de zin te vinden?

Slide 11 - Open vraag

Persoonsvorm?
Mijn moeder / heeft / Mick / straf / gegeven.

Slide 12 - Open vraag

Onderwerp?
Mijn moeder / heeft / Mick / straf / gegeven.

Slide 13 - Open vraag

Lijdend voorwerp?
Mijn moeder / heeft / Mick / straf / gegeven.

Slide 14 - Open vraag

Lijdend voorwerp?
Wil je voor mij een paar van die vakantiefoto's laten maken?
A
Je
B
een paar van die vakantiefoto's
C
voor mij
D
staat geen lv in de zin

Slide 15 - Quizvraag

Lijdend voorwerp?
Veel leerlingen kopen in de kleine pauze een lekker tussendoortje.
A
Veel leerlingen
B
in de kleine pauze
C
een lekker tussendoortje
D
staat geen lv in de zin

Slide 16 - Quizvraag

Lijdend voorwerp?
Sommige spinnen maken heel kunstige webben in de achtertuin.
A
Sommige spinnen
B
webben
C
heel kunstige webben
D
in de achtertuin

Slide 17 - Quizvraag

OW
LV
PV
WWG
Klaartje heeft de bos bloemen aan oma gegeven.
Klaartje heeft de bos bloemen aan oma gegeven.
Klaartje heeft de bos bloemen aan oma gegeven.
Klaartje heeft de bos bloemen aan oma gegeven.

Slide 18 - Sleepvraag

Aan de slag
Maak de opdrachten van het stencil. 

Slide 19 - Tekstslide