Herhaling grammatica

Herhaling grammatica 
We gaan oefenen dmv verschillende soorten interactieve vragen! Meerkeuze/open vragen/drag & drop/etc. 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Herhaling grammatica 
We gaan oefenen dmv verschillende soorten interactieve vragen! Meerkeuze/open vragen/drag & drop/etc. 

Slide 1 - Tekstslide

Zet het woord tussen haakjes op de juiste plek in de zin
A
Ja duidelijk!
B
Huh?

Slide 2 - Quizvraag

We went on a holiday last year
(in Germany)
A
We went on a holiday last year in Germany
B
We went on a holiday in Germany last year
C
We went in Germany on a holiday last year
D
In Germany we went on a holiday last year

Slide 3 - Quizvraag

My brother goes to school by bike (often)
A
My brother goes often to school by bike
B
Often goes my brother to school by bike
C
My brother often goes to school by bike
D
My brother goes to school by bike often

Slide 4 - Quizvraag

Put the sentence in the correct order.
swimming 
go
often
 the boys
 when it’s warm outside

Slide 5 - Sleepvraag

Zet het werkwoord in de juiste tijd
1. The chef ________________(taste) the food before he _______________(serve) it.
A
tasts + serves
B
tastes + serve
C
taste + serve
D
tastes + serves

Slide 6 - Quizvraag

John _______________ (carry) all the books himself.
A
carrys
B
carry's
C
carrie
D
carries

Slide 7 - Quizvraag

Bij de tegenwoordige tijd krijgen he/she/it een letter achter een regelmatig ww. Welke?
timer
0:20

Slide 8 - Open vraag

Welke woorden staan in de verleden tijd?
I ate an apple when I was sick. I also called the doctor and asked her for some medicine.
timer
0:20

Slide 9 - Open vraag

We ............. (travel) to Paris yesterday.
A
Traveled
B
Trevelled
C
Travelled
D
Travelt

Slide 10 - Quizvraag

Vertaal:
Jane heeft thee gezet
timer
0:20

Slide 11 - Open vraag

Vertaal:
Jane had thee gemaakt
timer
0:20

Slide 12 - Open vraag

Wanneer iets nu nog relevant is, een link heeft naar het heden gebruiken we: have/has + ??
A
hele werkwoord
B
voltooid deelwoord
C
verleden tijd
D
SHIT-regel

Slide 13 - Quizvraag

We ...... (live) here for 10 years.
Nu wonen ze we nog!
A
had lifed
B
has live
C
have lifed
D
have lived

Slide 14 - Quizvraag

Maak vragend:
He works hard
timer
0:20

Slide 15 - Open vraag

Maak vragend:
There are many people in the store
timer
0:20

Slide 16 - Open vraag

Do + not =
A
dont
B
do'nt
C
don't
D
d'ont

Slide 17 - Quizvraag

I will not = ?
A
I won't
B
I willn't
C
I wol't
D
I wo'nt

Slide 18 - Quizvraag

Vertaal:
Hij is geen leraar
timer
0:20

Slide 19 - Open vraag

Vul 't juiste lidwoord in:
I don't think he is ........... doctor but a teacher
A
a
B
an
C
geen lid woord
D
the

Slide 20 - Quizvraag

Vul 't juiste lidwoord in:
Are they ..... students at London University?
A
a
B
an
C
geen lid woord

Slide 21 - Quizvraag

Vul 't juiste lidwoord in:
He left .... hour ago
A
a
B
an
C
geen lid woord

Slide 22 - Quizvraag