8. März 2023/Kapitel 4 Veranstaltungen/Grammatik

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Startaufgabe: 

die Uhrzeit. Weißt du noch?

1. Wie spät ist es jetzt?

2. Wie spät fängt die erste Pause an?

3. Wie spät gehst du ins Bett/gehst du schlafen?

Überlege zu zweit                                 

Welche Tests gibt es noch dieses Jahr?

• Taaltoets - 5 april (planning in Its)
• schrijftoets - 17 mei (Its)
• spreekvaardigheid (juni)
• leestoets (toetsweek eind juni) 

Aan het einde van de les

• kun je de Nominatv, Akkusativ en Dativ in een zin herkennen
• heb je het naamvallenschema betreffende de (on)bepaalde lidwoorden gemaakt

Wie?

Aufgaben machen: entdecken

ein Lied Hören

Schema machen

Aufgabe

1. Was bedeuten die Wörter:

Nominativ

Dativ

Akkusativ

2. Bilde irgendeinen Satz mit mindestens fünf Wörter aus der Lernliste Kapitel 4

3. Was ist in diesem Satz der Nominativ?

4. Gibt es einen Akkusativ und/oder einen Dativ?

Mit wem? zu zweit/dritt

Hilfsmittel: Buch, online Methode

Ergebnis: 

einen Satz mit Nominativ, Akkusativ und/oder Dativ

Erkläre!

Ich werde euch mal was über das Konzert von Nena erzählen.
euch =

1. Nominativ
2. Dativ
3. Akksuativ

00:31

Sing ich ein Lied für dich...
dich =

1. Nominativ
2. Dativ
3. Akkusativ

00:31

Denkst du vielleicht gerade an mich...
du =

1. Nominativ
2. Dativ
3. Akkusativ

01:54

Die Nachbarn haben nichts gerafft...
Die Nachbarn =

1. Nominativ
2. Dativ
3. Akkusativ

02:39

Hielten sich für schlaue Leute...
schlaue Leute =

1. Nominativ
2. Dativ
3. Akkusativ

03:52

.... lass' ihn fliegen.
ihn =

1. Nominativ
2. Dativ
3. Akkusativ

Ergänze:
Wer hat (hem) ............ das Buch gegeben?

1. er
2. ihn
3. ihm

00:31

Hast du etwas Zeit für mich?
mich =

1. Nominativ
2. Dativ
3. Akkusativ

Wer hat ihm das Buch gegeben?

Wer = hoofdrol/actief/onderwerp (Nominativ)

das Buch = ondergaat/passief/lijdend voorwerp (Akkusativ)

ihm = aan hem/meewerkend voorwerp/Dativ

Niet alleen het persoonlijk voornaamwoord verandert van vorm in de verschillende naamvallen, maar ook de lidwoorden (de, het, een)

Das Buch ist für ihn

Das Buch ist für den Mann

Aufgabe

Was? Lies Grammatik E Teil A und B und mache dein eigenes Schema

Mit wem? zu zweit

Hilfsmittel: Buch/online Methode/google

Ergebnis: naamvallenschema voor de lidwoorden (neem ook de voorzetsels mee in je schema)

Tip:

- neem het schema van de persoonlijke voornaamwoorden als voorbeeld

- je eigen spiekbrief voor de schrijftoets/taaltoets

Fertig?

Mache die Aufgaben zu E Grammatik

Lernen: slim stampen

Doelen: Naamvallen herkennen en schema gemaakt.
Welke stelling is op jou van toepassing?

1. Ik heb alle doelen behaald en begrijp alles
2. Ik begrijp nog niet alles, maar moet vooral oefenen
3. Ik heb voor bepaalde onderdelen nog uitleg nodig
4. Ik begrijp er niets van en heb hulp en uitleg nodig

Hausaufgaben in Its