BRUGKLAS - Hoofdstuk 6 Steden en staten

Studiewijzer
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Studiewijzer

Slide 1 - Tekstslide

Eerst de naam: 

  • De tijd na het Romeinse Rijk (Oudheid) en vóór de renaissance (Vroegmoderne Tijd).
  • Het ligt in het midden van die twee perioden: de eeuwen in het midden
  • Ongeveer tussen 500 en 1500: Vroege Middeleeuwen van 500-1000 en Late Middeleeuwen van 1000-1500

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

LATE MIDDELEEUWEN 
(1000-1500)


  • De opkomst van handel en het ontstaan van de steden
  • De opkomst van de steden en burgers
  • Het begin van staatsvorming en centralisatie
  • De strijd tussen kerk en staat




Slide 4 - Tekstslide

Late Middeleeuwen

Slide 5 - Woordweb

H6 Steden en staten
6.1 Woonplaats en werkplaats
6.2 Zelfstandige burgers
6.3 De machtige kerk
6.4 De macht van vorsten
6.5 De kruistochten

Slide 6 - Tekstslide

6.1 Woonplaats en werkplaats

Leerdoelen
  • Hoe ontstond in Europa weer een landbouwstedelijke samenleving?
  • Hoe ontwikkelde de geldeconomie zich?
  • Op welke manier was de nijverheid georganiseerd?
  • Hoe vond internationale handel plaats?

Slide 7 - Tekstslide

Weinig handel

Slide 8 - Tekstslide

Kleine wereld
De wereld was voor de middeleeuwer klein: 
alles speelde zich af op het domein
Je maakte eten en gereedschap zelf en had verder niets nodig, 
contact met anderen was eigenlijk overbodig
Behalve voor het christendom; 
tijdens kruistochten kwamen er veel mensen om
Ook ontstond er handel van oost naar west, 
helaas bracht dat met zich mee de pest

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Hofstelsel
  • Om op de grond van de heer te kunnen wonen, moest je pacht betalen: een deel van de oogst
  • De horigen waren ook verplicht om herendiensten, klusjes, te doen
  • Het belangrijkste gebouw was het hof: daar woonde de heer en de rentmeester

Slide 11 - Tekstslide

Boeren en horigen
  • Iedereen op het domein  of hof van de heer hoorde bij elkaar
  • De boeren waren horigen van de heer: ze waren halfvrij
  • Een horige moest overal toestemming voor vragen, ook om te trouwen
  • Boeren kregen bescherming van hun landheer
  • Maar: een gevluchte horige was na een jaar en een dag een vrije boer

Slide 12 - Tekstslide

Standen
In de middeleeuwen ontstond een standensamenleving met drie standen:

  1. De geestelijkheid (in dienst van de kerk) had privileges/heerlijke rechten
  2. De adel (in dienst van het bestuur) had privileges/heerlijke rechten
  3. De boeren (vrije boeren en horigen) kregen bescherming

Slide 13 - Tekstslide

Door verbeteringen in landbouwtechniek kwam er een overschot aan voedsel, een toename van bevolking en nieuwe beroepen.
In de stad kwam alles bij elkaar: handel, burgerschap en nijverheid.

Slide 14 - Tekstslide

Handel
Door verstedelijking kwamen vraag en aanbod samen op de markt waar mensen steeds meer geld gebruikten.
Nederlanders handelden met Noord- en Zuid- Europa in o.a. specerijen
Handelssteden aan de Noordzee en Oostzee werkten samen in de Hanze (een soort EU).

Slide 15 - Tekstslide

Nijverheid
Elk ambacht had een eigen gilde.
Een ambachtsman moest lid zijn van een vereniging van mensen met hetzelfde beroep, een gilde:
 daar werden de regels bepaald voor productie, verkoop, lidmaatschap en meesterproeven.

Slide 16 - Tekstslide

Geld
Door aanbod van producten en vraag van klanten ontstond er een geldeconomie. 
De winst werd voortaan uitbetaald in munten. 
Soms moest je tol betalen: een belasting voor het gebruik van wegen, rivieren en bruggen.
Bij de bank kon je je geld wisselen, bewaren, of juist lenen. Daar betaalde je rente voor: een vergoeding voor het lenen van geld.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Slide 19 - Link

Wat heb je geleerd?

Slide 20 - Woordweb

Hoe ontstond er in de Late Middeleeuwen een landbouwstedelijke samenleving?
A
Boeren breidden de landbouwgrond uit en gebruikten nieuwe landbouwtechnieken.
B
De landbouwopbrengst nam toe en de bevolking groeide.
C
Een deel van de bevolking ging in steden wonen en leefde van handel en nijverheid.
D
Alle bovenstaande antwoorden bij elkaar in die volgorde.

Slide 21 - Quizvraag

Geldeconomie

Slide 22 - Woordweb

Wat is een gilde?

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Video

6.2 Zelfstandige burgers

Leerdoelen
  • Op welke manier werd Holland belangrijk?
  • Hoe kregen steden stadsrechten?
  • Hoe bestuurden burgers hun stad?
  • Hoe werden steden zelfstandiger en verloren lage edelen macht?

Slide 25 - Tekstslide

BEGRIPPEN
Burgemeester, burgerij, gewest, keur, Nederlanden, raadhuis, schepen, tijd, vroedschap.

Slide 26 - Tekstslide

Hoe vergrootten de graven van Holland hun macht?

Slide 27 - Open vraag

Waarom verloren de lagere edelen hun macht?

Slide 28 - Open vraag

6.3 De machtige kerk

Leerdoelen
  • Welke soorten kerken bouwden christenen?
  • Hoe godsdienstig waren christenen en hoe machtig was de kerk daardoor?
  • Hoe traden christenen tegen mensen die zich niet gedroegen volgens de normen van de kerk?

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link

BEGRIPPEN
Aflaat, bedevaart, getto, heks, inquisitie, ketter, pogrom, relikwie.

Slide 31 - Tekstslide

Welke kerk is in Gotische bouwstijl?
A
B

Slide 32 - Quizvraag

6.4 De macht van vorsten

Leerdoelen
  • Hoe werden Duitse koningen minder machtig?
  • Hoe kregen Engelse, Franse en Bourgondische vorsten meer macht?
  • Hoe werkten vorsten samen met de drie standen?

Slide 33 - Tekstslide

BEGRIPPEN
Centralisatie, derde stand, hofhouding, inspraak, investituur,  keurvorsten, parlement, staatsvorming, Staten-Generaal.

Slide 34 - Tekstslide

Hoe werden de Duitse vorsten minder machtig?

Slide 35 - Open vraag

Met geld van burgers gingen de Engelse, Franse en Bourgondische vorsten hun landen meer als eenheid besturen vanuit een hoofdstad. Welk begrip hoort bij deze macht?
A
Inquisitie
B
Centralisatie
C
Investituur

Slide 36 - Quizvraag

Vorsten riepen vertegenwoordigers van de drie standen bijeen voor advies en geld. Welk begrip hoort hierbij?

Slide 37 - Open vraag

6.5 De kruistochten

Leerdoelen
  • Hoe ontstonden de kruistochten?
  • Hoe verliep de eerste kruistocht?
  • Welke contacten waren er tussen kruisvaarders en Arabieren?

Slide 38 - Tekstslide

Begrippen
  • Heilige Land = Zo noemden christenen Jeruzalem en zijn omgeving, het gebied waar Jezus gepreekt zou hebben
  • Kruistochten = Gewapende tochten van christenen om land op niet-christenen te veroveren
  • Kruisvaarders = Deelnemers van een kruistocht

Slide 39 - Tekstslide

Gebeurtenissen
  • 1095 Paus Urbanus II roept christelijke Europeanen op tot bevrijding Heilige Land
  • 1096 Eerste kruisvaarders vechten zich door Turks gebied
  • 1187  Sultan Saladin verovert Jeruzalem waardoor derde kruistocht ontstond
  • 1291 Arabieren veroveren Akko, de laatste kruisvaarderstaat

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video

Weinig handel

Slide 42 - Tekstslide

Hoe leer ik voor een toets Geschiedenis? 


Door samenvatten en oefenen
  • Maak taken en kijk ze na
  • Schrijf gebeurtenissen, personen en begrippen op
  • Geef antwoord op de leerdoelen

Slide 44 - Tekstslide