Spelling Blok 5 Week 1 Les 3

Het doel van deze les is:
Het herkennen van het werkwoordelijk gezegde
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Het doel van deze les is:
Het herkennen van het werkwoordelijk gezegde

Slide 1 - Tekstslide

Welke leestekens kun jij allemaal plaatsen in onderstaand verhaal?
Milan en René reizen tweede klas in de trein
Later word ik bergbeklimmer zegt Milan
Milan ben jij weleens in de eeuwige sneeuw geweest vraagt René
Milan antwoordt al drie keer
René leunt met zijn hoofd tegen de glazen ruit en zegt bossen vind ik mooi maar van bergweiden besneeuwde bergtoppen en de frisse lucht geniet ik nog meer

Slide 2 - Tekstslide

Had jij dit ook allemaal?
Milan en René reizen tweede klas in de trein.
'Later word ik bergbeklimmer', zegt Milan.
'Milan, ben jij weleens in de eeuwige sneeuw geweest?' vraagt René.
Milan antwoordt: Al drie keer.'
René leunt met zijn hoofd tegen de glazen ruit en zegt: 'Bossen vind ik mooi, maar van bergweiden, besneeuwde bergtoppen en de frisse lucht geniet ik nog meer!'

Slide 3 - Tekstslide

Noem het rangtelwoord uit het verhaaltje:
A
eerste
B
tweede
C
derde
D
vierde

Slide 4 - Quizvraag

Welke woordsoort is 'klas'?
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voegwoord

Slide 5 - Quizvraag

Noem het telwoord dat in het verhaal voorkomt:
A
een
B
twee
C
drie
D
vier

Slide 6 - Quizvraag

Noem het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord uit het verhaal:
A
glazen
B
houten
C
papieren
D
kartonnen

Slide 7 - Quizvraag

Het werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm en alle andere werkwoorden in de zin.

Milan wil bergen beklimmen.
De persoonsvorm is: wil.
Het werkwoordelijk gezegde is: wil beklimmen

Slide 8 - Tekstslide

Zoek het werkwoordelijk gezegde in deze zinnen.
Hij boekt een reis.
René zal sneeuwballen gaan gooien.
Hij heeft al een wandeling gemaakt.

Slide 9 - Tekstslide

Had jij deze werkwoordelijk gezegdes?

Hij boekt een reis.
Werkwoordelijk gezegde: boekt
René zal sneeuwballen gaan gooien.
Werkwoordelijk gezegde: zal gaan gooien
Hij heeft al een wandeling gemaakt.
Werkwoordelijk gezegde: heeft gemaakt

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf van deze vier zinnen nu ook het onderwerp en het lijdend voorwerp op.

Milan wil bergen beklimmen.
Hij boekt een reis.
René zal sneeuwballen gaan gooien.
Hij heeft al een wandeling gemaakt.

Slide 11 - Tekstslide

Had jij hetzelfde?
Milan wil bergen beklimmen.
Ond.: Milan 
Lijd.vw.: bergen
Hij boekt een reis.
Ond.: hij 
Lijd.vw.: een reis
René zal sneeuwballen gaan gooien.
Ond.: René
Lijd.vw.: sneeuwballen
Hij heeft al een wandeling gemaakt.
Ond.: Hij
Lijd.vw.: een wandeling

Slide 12 - Tekstslide

Dictee... woorden
Woord 1:


Woord 2:


Woord 3:
Dictee woord 1
Dictee woord 2
Dictee woord 3

Slide 13 - Tekstslide

Dictee... zinnen
Zin 1:


Zin 2:


Zin 3:
Dictee zin 1
Dictee zin 2
Dictee zin 3
Welke woorden?
Welke woorden?

Slide 14 - Tekstslide

Wat heb ik vandaag geleerd?
* Ik weet wat een werkwoordelijk gezegde is
* Ik kan een werkwoordelijk gezegde vinden in een zin.

Wil je het voor jezelf controleren?

Ik zal het werkwoordelijk gezegde gaan vinden!

Slide 15 - Tekstslide

Verwerking:
Je mag aan de slag met:
* Blok 5 Week 1 les 3 in je werkboek (blz. 5)
* Werkwoorden (blz. 68)

Succes!

Slide 16 - Tekstslide