M2 Talent H2.2 Lezen - les 3

Talent mavo 2

Hoofdstuk 2.2 Lezen

Les 3
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Talent mavo 2

Hoofdstuk 2.2 Lezen

Les 3

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud van de les
- Herhalen  tekstdoelen​

- Herhalen verwijswoorden​ 
- Herhalen signaalwoorden
- Oefenen met tekstdoelen, verwijs-
   woorden en signaalwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Tekstdoelen
Een schrijver schrijft zijn tekst met een bepaalde bedoeling: het
tekstdoel. 

Soms heeft een schrijven méér doelen in zijn tekst. Dan is er altijd één doel het belangrijkst.

Slide 3 - Tekstslide

Tekstdoelen
Tekstdoel:
De schrijver wil:
Voorbeeld:
informeren
de lezer informatie geven over een bepaald onderwerp.
- nieuwsbericht
- handleiding
activeren of 
overhalen
dat de lezer iets gaat doen of in actie komt.
- advertentie
- uitnodiging voor een feest
amuseren
dat de lezer plezier heeft in het lezen van de tekst.
- leesboek
- stripverhaal

Slide 4 - Tekstslide

Verwijswoorden
In de meeste teksten staan verwijswoorden. 

Ze verwijzen naar één of meer woorden in de tekst en soms zelfs naar een hele zin.

Wil je weten waar een verwijswoord naar verwijst? 
Stel dan een vraag die begint met Wie, Wat, Waar of Welk(e).

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Signaalwoorden: voorbeeld
In een tekst geven signaalwoorden het verband aan tussen woorden,
zinnen of alinea’s. Bijvoorbeeld een opsomming of een tegenstelling.

Er zijn ook signaalwoorden die een voorbeeld aangeven:
bijvoorbeeld, zoals, ter illustratie.

In de natuur komen veel verschillende slangen voor, zoals adders en
ringslangen.

Slide 7 - Tekstslide

opsomming
Sleep de signaalwoorden naar het juiste tekstverband.
tegenstelling
voorbeeld
ten eerste
ook
bovendien
maar
toch
integendeel
bijvoorbeeld
zo
zoals

Slide 8 - Sleepvraag

Signaalwoorden
Deze signaalwoorden ken je nu:

Verband
Signaalwoorden
opsomming
ten eerste, ook, bovendien, verder
tegenstelling
maar, daarentegen, toch, echter, integendeel
voorbeeld
bijvoorbeeld, een voorbeeld (hier)van is, zo, zoals,

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag
Maak in Talent 
H2.2. Lezen
opdracht 14 t/m 21

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk voor de volgende les
H2.2 Lezen 
MK: opdr. 14 t/m 21
LR:  schema tekstdoel (blz. 59)
        + schema signaalwoorden (blz. 61)
 

Slide 11 - Tekstslide