Español leren

Español leren
AG2a
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Español leren
AG2a

Slide 1 - Tekstslide

Inleiding
Grammatica
- Bepaalt en onbepaald lidwoorden
- Zelfstandige naamwoorden
Vocabulario
- H1 Quizlet
- Frases Clave E&K

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica
Lidwoorden en zelfstandige naamwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Lidwoorden
Regelmatig
La, El, Los, Las

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer gebruik je welke?
Voor El of Los gebruik je ze als er aan het eind van het woord een 
~o ~l ~aje of ~or staat.

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer gebruik je welke?
La of Las gebruik je als er aan het eind van een woord een 
~a ~sion ~cion ~dad of ~ed staat

Slide 6 - Tekstslide

Welk lidwoord staat er voor
~Cancion

Slide 7 - Open vraag

Lidwoorden
Onregelmatige lidwoorden
-Un -Unos -Una -Unas

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer gebruik je welke?
Bij vrouwelijke lidwoorden dezelfde bij regelmatigde
Bij mannelijke ook. 
Maar nu gaat het over iets in het algemeen en niet over iets specifiek.  

Slide 9 - Tekstslide

Welk onregelmatig lidwoord gebruik je voor
"Ciudad"
A
Un
B
Una
C
Unas
D
Unos

Slide 10 - Quizvraag

Zelfstandige naamwoorden meervoud
Eindigt een zelfstandig naamwoord op een klinker (A/E/O/U/I)? +s
Eindigt een zelfstandig naamwoord niet op een klinker? +es

Vergeet niet dat je ook het lidwoord moet aanpassen naar het meervoud!
La mesa > Las mesas                El rotulador > Los rotuladores
El libro > Los libros                       Una ciudad > Unas ciudades


Slide 11 - Tekstslide

Vocabulario
Quizlet en frases clave

Slide 12 - Tekstslide

Quizletttt!
quizlet.com/join/DsTPNxdvq?i=616baj&x=1bqt 

Slide 13 - Tekstslide

Frases Clave E
Zeg na
¿Que Tal?
Muy bien.
¿Como te llamas?
Me llamo/a Je naam.

Slide 14 - Tekstslide

Frases Clave E
Zeg na
¿Eres español/a?
No, soy holandés/desa.
¿Hablas español?
No, hablo holandés.

Slide 15 - Tekstslide

Frases Clave K
¿Donde vives?
Vivo en (plaatsnaam), esra en (land).
¿Es in pueblo?
No es una ciudad.

Slide 16 - Tekstslide

Frases Clave K
¿Dónde está?
Cerca de (stad).
¿Cuántos años tienes?
Tengo (leeftijd) años.
¿Cuál es tu número de teléfono?
Es el (Telefoonnummer)

Slide 17 - Tekstslide

Succes met de toets!
Je kan dit!

Slide 18 - Tekstslide