SMA oefenen voor de toets section A, B, C

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

kst

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Qu'est-ce que tu vois
Wat zie je?

Slide 17 - Tekstslide

Qu'est ce que tu vois ?
A
Elle saute
B
Elle marche
C
Elle se lève
D
tête

Slide 18 - Quizvraag

Qu'est ce que tu vois ?
A
Une poche
B
Une classe
C
Une tête
D
Une feuille de papier

Slide 19 - Quizvraag

quand une personne dit: "merci!", je dis........

A
au revoir
B
merci
C
de rien
D
salut

Slide 20 - Quizvraag

qu'est-ce qu'on fait quand la classe de Français commence ?

A
on parle en français
B
on va aux toilettes
C
on met le livre dans le sac
D
on boit de l'eau

Slide 21 - Quizvraag

Cherche l'intrus.
Wat hoort niet in het rijtje?
A
décembre
B
novembre
C
janvier
D
dimanche

Slide 22 - Quizvraag

Cherche l'intrus.
Wat hoort niet in het rijtje?
A
bien
B
comme çi, comme ça
C
tout le monde
D
mal

Slide 23 - Quizvraag

Le contraire de: merci
A
de rien
B
au revoir
C
bonjour
D
merci

Slide 24 - Quizvraag

Le contraire de: bonjour
A
au revoir
B
bien
C
mal
D
je me rappelle

Slide 25 - Quizvraag

après janvier, c'est ...

Slide 26 - Open vraag

après lundi, c'est ...

Slide 27 - Open vraag

avant dimanche, c'est ...

Slide 28 - Open vraag

le dernier mois de l'année ...

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Video

15

Slide 31 - Open vraag

trois et deux font .... ?

Slide 32 - Open vraag

je prends mon parapluie parce qu'

Slide 33 - Open vraag

je mets mon manteau parce qu'

Slide 34 - Open vraag

J'enlève mon manteau parce qu'il

Slide 35 - Open vraag

Quand il pleut, il y a ...

Slide 36 - Open vraag

Quand il neige ...

Slide 37 - Open vraag

"Il fait froid" est le contraire de ...

Slide 38 - Open vraag

"Il fait mauvais" est le contraire de ...

Slide 39 - Open vraag