In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Huiswerk:
Slide 1 - Tekstslide
Dia 63: Bekijk het eerste kaartblad ‘De wereld – Globalisering en global shift’. Bekijk de kaarten die het aandeel van landen in de wereldhandel laten zien. Hoe blijkt de global shift uit deze kaarten?
A
het is sterk toegenomen
B
aandeel van wereldhandel neemt erg toe
C
Het aandeel in de handel van landen in oost azië is tussen 1977 en 2010 flink toegenomen.
D
Azië heeft meer handel dan Noord-Amerika
Slide 2 - Quizvraag
Dia 64: Bekijk de figuur. Leg uit op welke manier de grafiek de global shift laat zien.
A
er is veel ontwikkeling
B
De machtspositie van china en india is toegenomen. De machtspositie in de wereld heeft te maken met de economicheontwikkeling van een land. Er is een verschuiving naar oost- en zuidoostazië
C
Dat Azië telkens meer macht krijgt
D
het laat zien hoe veel global shift er per land is
Slide 3 - Quizvraag
Dia 75: Bekijk de kaart ‘Handelsverkeer’ op het kaartblad ‘De wereld – Globalisering’. Afrika handelt vooral met andere werelddelen en dus weinig binnen het eigen werelddeel. Geef hiervoor een verklaring. Gebruik in je antwoord de woorden ‘landbouwproducten’, ‘grondstoffen’, ‘industrieproducten’ en ‘koopkracht’.
A
landbouwproducten hebben ze genoeg maar machines niet
B
africa exportreert grondtsoffen
C
in bijna alle landen in Afrika verbouwen ze dezelfde landbouwproducten, delven ze dezelfde grondstoffen, maken ze dezelfde industrieproducten en ze hebben ook niet zoveel geld om handel te drijven koopkracht is laag omdat de meeste gezinnen heel arm zijn
D
Ze kunnen niet zo'n goede machines maken dus gaan ze hun grondstoffen ruilen voor machines
Slide 4 - Quizvraag
Dia 83: Bekijk de kaart ‘Buitenlandse investeringen’ op het kaartblad ‘China’. Leg uit dat de regionale ongelijkheid in China te maken heeft met globalisering.
A
ze handelen meer met de wereld en daardoor worden bepaalde bedrijven heel rijk
B
omdat door globalisering er veel grote bedrijven daar hun kantoor vestigen kunnen mensen in de grote steden daar werken maar in het oosten van China vestigen geen grote bedrijven omdat niet zoveel welvaart is
C
op sommige plekken zijn de inwoners laag opgeleid en op sommige juist weer hoog.
D
sommige delen verdienen meer doordat er meer handel is met andere landen
Slide 5 - Quizvraag
Globalisering op de Filipijnen
Slide 6 - Tekstslide
Stel; je bent de politieke leider van de Filipijnen. Je wilt bedrijven aantrekken, zodat de werkgelegenheid toeneemt. Welk type bedrijven zou je willen aantrekken?
A
Landbouwbedrijven
B
Simpele industrie (kleding)
C
"Moeilijke" industrie (chemie)
D
Simpele diensten (callcenter)
Slide 7 - Quizvraag
Wat zijn de vestigingsplaatsvoordelen van een land als de Filipijnen?
Slide 8 - Woordweb
Vestigingsplaatsvoordelen Filipijnen
- Lage lonen
- Taal (men spreekt engels)
- Opleidingsniveau (relatief hoog)
- Grondstoffen
- Technologische kennis
Slide 9 - Tekstslide
Vestigingsplaatsvoordelen Filipijnen
Overheid zorgt voor speciale locaties:
Speciaal Economische Zones (SEZ) en vrijhavens
- Daar betalen bedrijven geen importheffingen of belastingen
- Komen veel bedrijven op af!
- Ook Business Process Outsourcing (BPO); Callcenters in de Filipijnen
Slide 10 - Tekstslide
Gevolg vrijhavens / SEZ:
- Komen veel bedrijven op af
- Veel werkgelegenheid
- Inkomen stijgt
- Welvaart / ontwikkeling stijgt
Landen kopiëren dit:
- In 1986 wereldwijd 176 EPZ's
- In 2006 wereldwijd 3500 EPZ's
--> Zelfde tactiek
--> Interesse in zelfde type bedrijven?
Slide 11 - Tekstslide
Bekijk de bron: In welke richting vindt migratie plaats?
Slide 12 - Open vraag
Nadelen:
BRP: Bruto Regionaal Product stijgt in sommige gebieden.