VG1B week 19 (8 - 12 mei)

Bonjour!
  • Fijne vakantie gehad? :)
  • Telefoon thuis of in de kluis
  • Volgende week deadline 2
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bonjour!
  • Fijne vakantie gehad? :)
  • Telefoon thuis of in de kluis
  • Volgende week deadline 2

Slide 1 - Tekstslide

Deadline 2
  • Dinsdag 16 mei
  • Inleveren: 3 beschrijvingen (uitgetypt in Word)

Deze week: 1e beschrijving bekijken & aanpassen indien nodig


Slide 2 - Tekstslide

Beschrijving 1 bijschaven
Inhoud beschrijving:
8 punten --> 8 Franse zinnen
Zoek woorden en zinnen op in chapitre 5
Vandaag focus op:

Slide 3 - Tekstslide

Details bekijken/aanpassen
Als iets goed is, maak je de tekst groen.
Als je twijfelt of iets goed is, maak je de tekst oranje.
Als je zeker weet dat iets niet klopt, maak je de tekst rood.

Je mag, als jij en je buurman/vrouw het allebei willen, je laptops uitwisselen en elkaars werk nakijken.
Daarna gaan we klassikaal bespreken.
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Klassikaal bespreken
  • Pak je eigen beschrijving erbij.
  • Gebruik wat er op het bord staat om je eigen beschrijving bij te werken. Maak eventueel aantekeningen.
  • Na het bespreken kun je vragen stellen hoe je dit kunt toepassen bij je eigen beschrijving.

Slide 5 - Tekstslide

Welke zin kun je gebruiken voor "nom"?

Slide 6 - Woordweb

Marie

  • Zij heet Marie =
  • Elle s'appelle Marie.

  • Haar naam is Marie =
  • Son nom est Marie.


Thomas

  • Hij heet Thomas =
  • Il s'appelle Thomas.

  • Zijn naam is Thomas =
  • Son nom est Thomas.


Slide 7 - Tekstslide

Welke zin kun je gebruiken voor "âge"?

Slide 8 - Woordweb

Il/elle a ... ans
Hij is 13 jaar oud. = Il a 13 ans.

Slide 9 - Tekstslide

Hoe kun je in een zin verwerken: "Il/elle habite où?"

Slide 10 - Woordweb

Il/elle habite où?
Hij woont in Zwolle. = Il habite à Zwolle.

Zij woont in Meppel. = Elle habite à Meppel.

Slide 11 - Tekstslide

Physique. Typ 1 zin die gaat over uiterlijk.

Slide 12 - Woordweb

Physique
  • Hij heeft blond haar. = Il a les cheveux blonds.
  • Zij heeft blauwe ogen. = Elle a les yeux bleus.
  • Hij is lang. = Il est long.
  • Zij is oud. = Elle est vieille.

Slide 13 - Tekstslide

Werk nu verder aan beschrijving 1, 2, 3

Slide 14 - Tekstslide

Klassikaal bespreken
  • Pak je eigen beschrijving erbij.
  • Gebruik wat er op het bord staat om je eigen beschrijving bij te werken. Maak eventueel aantekeningen.
  • Na het bespreken kun je vragen stellen hoe je dit kunt toepassen bij je eigen beschrijving.

Slide 15 - Tekstslide

Beschrijving 1 bijschaven
Inhoud beschrijving:
8 punten --> 8 Franse zinnen
Zoek woorden en zinnen op in chapitre 5
Vandaag focus op:

Slide 16 - Tekstslide

Maak een zin waarin je het karakter omschrijft.

Slide 17 - Woordweb

Marie

  • Marie is rustig. = Marie est calme.

  • Zij is aardig. = Elle est sympa.

Thomas

  • Hij is verlegen. = Il est timide.

  • Thomas is aardig. = Thomas est sympa.


Slide 18 - Tekstslide

Maak een zin waarin je vertelt wat iemand leuk vindt. Met een werkwoord uit het boek. (bavarder, jouer, travailler)

Slide 19 - Woordweb

Ce qu'il/elle aime
  • Hij houdt van dansen. = Il aime danser.

  • Zij houdt van zingen. = Elle aime chanter.

Il/elle aime ...

Slide 20 - Tekstslide

Maak een zin waarin je vertelt wat iemand NIET leuk vindt. Met een werkwoord uit het boek. (bavarder, jouer, travailler)

Slide 21 - Woordweb

Ce qu'il/elle n'aime pas
Il/elle n'aime pas ...

  • Hij houdt niet van dansen. = Il n'aime pas danser.

  • Zij houdt niet van zingen. = Elle n'aime pas chanter.


Slide 22 - Tekstslide

Maak een zin waarin je vertelt wat jullie samen hebben gedaan (met een werkwoord uit het boek: chanter, danser, etc)

Slide 23 - Woordweb

Ce qu'il/elle n'aime pas
  • Samen = ensemble
  •  We hebben = On a      /       wij hebben = nous avons

  • Gebruik de passé composé bij een werkwoord op -er uit het boek (danser, chanter, manger, parler, etc.)
  • Kan ook uit een eerder hoofdstuk zijn

Slide 24 - Tekstslide

Uitspraak beluisteren/uitschrijven
  • Beluister met oordopjes in eerst de uitspraak van woorden in de naslag. (Als je klikt op het woord, wordt het uitgesproken)
  • Kopieer eventueel je beschrijving, en schrijf de woorden waarvan je de uitspraak lastig vindt, uit.
  • Bijvoorbeeld: "Il a les zjeu bleu".
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Uitspraak oefenen
  • Je gaat je beschrijving presenteren aan een klasgenoot.
  • Op een post-it schrijf je:
  • wat goed ging qua uitspraak
  • wat beter kan qua uitspraak

timer
10:00

Slide 26 - Tekstslide

Neem dit over als je dat vorige week nog niet hebt gedaan:

Slide 27 - Tekstslide

Grammaire D: Passé composé
  • Om te vertellen dat je iets hebt gedaan. -->
  • Jij hebt gegeten. Hij heeft gewerkt.

  •  vorm van avoir + voltooid deelwoord

Slide 28 - Tekstslide

Passé composé
voltooid deelwoord maken:

  1. hele werkwoord         travailler
  2. -r                                       travaille
  3. e --> é                             travaillé

Slide 29 - Tekstslide

Passé composé
Schrijf op in je schrift:

  1. Jij hebt gewerkt. (werken = travailler)
  2. Hij heeft gezocht. (zoeken = chercher)

  1. Tu as travaillé.
  2. Il a cherché.

Slide 30 - Tekstslide

Écris 3 phrases sur Romain
  • Schrijf 3 zinnen over Romain
  • Utilise les photos & les phrases-clés
  • Je mag dus ook je online boek gebruiken


timer
10:00

Slide 31 - Tekstslide

Bespreek in groepjes van 4
Je mag het online boek gebruiken om dingen op
te zoeken


timer
5:00

Slide 32 - Tekstslide

kahoot
CH 5 stamboom

Slide 33 - Tekstslide

Au travail: stamboom + beschrijving 1
Maandag 17 april: deadline 1 --> stamboom + 1 beschrijving inleveren


  • Bedenk wat je wilt zeggen & zoek de zinnen/woorden op in:                   Chapitre 5: vocabulaire AEF - phrases-clés CG - grammaire D (passé composé) - grammaire H (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 34 - Tekstslide

Herkansing toets chapitre 3 + gr. ch2
  • dinsdag 25 mei tijdens de les
  •  Overzicht leerstof voor de toets:
        Chapitre 2: grammaire D (regelmatige werkwoord op -er vervoegen)
        Chapitre 2: grammaire H (ontkenning)
        Chapitre 3: vocabulaire A B F (Fr-NL & NL-Fr)
        Ook leren: Les jours de la semaine (dagen van de week) --> Grandes Lignes > E-books > in online boek blz 132
        Chapitre 3: phrases-clés C G
        Chapitre 3: grammaire D (het werkwoord être)
        Chapitre 3: grammaire H (bezittelijk voornaamwoord)
        Chapitre 3: klokkijken

Slide 35 - Tekstslide

Planning & deadlines
Week 14 (3 - 7 april): uitleg opdracht, brainstormen, begin maken
Week 15 (10 - 14 april): werken aan opdracht
Week 16 (17 - 21 april): deadline 1 --> stamboom inleveren + 1 omschrijving van persoon inleveren in Magister.me
Week 17/18: vakantie :)
Week 19 (8 - 12 mei): werken aan opdracht
Week 20 (15 - 19 mei): deadline 2 --> 3 omschrijvingen zijn klaar, oefenen met uitspraak
Week 21 (22 - 26 mei): deadline 3 --> je levert je filmpje in met daarin de presentatie van je stamboom en de 3 personen die je omschrijft

Slide 36 - Tekstslide