In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom bij biologie - Thema 1
Slide 1 - Tekstslide
Wat betekent het woordje "bios"?
A
dood
B
levenloos
C
leven
D
lied
Slide 2 - Quizvraag
Een mens is een levend wezen. Wat is een ander woord voor levend wezen?
Slide 3 - Open vraag
Welke 4 groepen organismen zijn er?
Slide 4 - Woordweb
Start thema 1: Planten en dieren
Wat is biologie?
biologie = de kennis van het leven (en dood).
een levend wezen noemen we een organisme.
elk organisme gaat een keer dood.
er zijn 4 groepen organismen
- dieren
- planten
- bacteriën (heel klein)
- schimmels
Slide 5 - Tekstslide
Hoe noem je dit levensverschijnsel?
A
Voeden
B
Voortplanten
C
Uitscheiden
D
Waarnemen
Slide 6 - Quizvraag
Wat is GEEN levensverschijnsel?
A
Voeden
B
Uitscheiden
C
Voortplanten
D
Leren
Slide 7 - Quizvraag
Start thema 1: Planten en dieren
B1 - Wanneer is iets levend?
De 7 levenskenmerken
Ademhalen - opnemen en afgeven van lucht (bijvoorbeeld zuurstof).
Voeden - opnemen van water en vaste stoffen (bijvoorbeeld glucose).
Uitscheiden - afgeven van (afval)stoffen.
Waarnemen - prikkels uit de omgeving kunnen opvangen.
Bewegen - zichzelf kunnen verplaatsen (ook planten kunnen dit!).
Voortplanten - ontstaan van een nieuw organisme.
Groeien - groter en zwaarder worden (niet hetzelfde als ontwikkelen!).
Hoe moet ik dit leren?
De 7 begrippen weten en kunnen gebruiken/ herkennen. Je hoeft niet de exacte omschrijving uit je hoofd te leren!
Slide 8 - Tekstslide
Wanneer noemen we iets dood?
Slide 9 - Open vraag
Levend
Levend
Levend
Dood
Dood
Dood
Dood of levenloos
Levenloos
Levenloos
Levenloos
Slide 10 - Sleepvraag
Start thema 1: Planten en dieren
B1 - Oefening
Iets leeft als het alle (1) vertoont.
Daar zijn er zeven van, namelijk (2), (3), (4), (5), (6), (7) en (8).
Een levend wezen noemen we een (9).
Als iets in het verleden heeft geleefd, maar nu niet meer, is het (10).
Als iets nooit heeft geleefd, dan noemen we dat (11).
Slide 11 - Tekstslide
Start thema 1: Planten en dieren
B1 - Samengevat
Iets leeft als het alle levenskenmerken vertoont.
Daar zijn er zeven van, namelijk ademhalen, voeden, uitscheiden, waarnemen, bewegen, voortplanten en groeien.
Een levend wezen noemen we een organisme.
Als iets in het verleden heeft geleefd, maar nu niet meer, is het dood.
Als iets nooit heeft geleefd, dan noemen we dat levenloos.
Slide 12 - Tekstslide
Pak je boek
Bas 2
Slide 13 - Tekstslide
Start thema 1: Planten en dieren
B2 - Groei en ontwikkeling
groei = groter en zwaarder worden.
- meer mogelijkheden om te overleven
(betere ademhaling, meer voedsel, beter
kunnen bewegen, betere waarneming)
ontwikkeling = verandering in de bouw.
- vorm = functie!
- andere vorm is dus een andere functie
Betere kans om te overleven zorgt ook voor meer kans om je voort te planten en dus nakomelingen te krijgen!
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Start thema 1: Planten en dieren
B2 - Levenscyclus bruine bonenplant
Levenscyclus = ontwikkeling van jong tot volwassen organisme
1) In zaadje zit het begin van een nieuw plantje (= kiem).
2) Als zaadje water opneemt, gaat de kiem groeien (kieming).
1 t/m 5) Het plantje groeit en gebruikt hiervoor het reservevoedsel uit de zaadlobben.
Hoe moet ik dit leren?
De afbeelding kunnen aflezen en bij elke stap kunnen uitleggen wat er gebeurt. Het is echt niet de bedoeling om de afbeelding uit je hoofd te leren!
Slide 16 - Tekstslide
Start thema 1: Planten en dieren
B2 - Levenscyclus bruine bonenplant
Levenscyclus = ontwikkeling van jong tot volwassen organisme
Hoe moet ik dit leren?
De afbeelding kunnen aflezen en bij elke stap kunnen uitleggen wat er gebeurt. Het is echt niet de bedoeling om de afbeelding uit je hoofd te leren!
6) Er ontwikkelen blaadjes. Nu kan het plantje licht opvangen.
7) Er is een volwassen plant ontstaan.
8) Aan de plant ontstaan bloemen die bevrucht kunnen worden, waardoor er nieuwe zaden worden gemaakt.
Slide 17 - Tekstslide
Zet de stappen van de levenscyclus van een plant in de juiste volgorde
Zaad
Volwassenplant
Ontkieming
Bloei
Kiemplant
Levenscyclus
Slide 18 - Sleepvraag
Levensloop
Levenscyclus
Slide 19 - Sleepvraag
Thema 1 - Planten en Dieren
B2 - Bruine boon
Zelf een bruine boon natekenen, zodat je leert gedetailleerd te kijken.
Uit welke onderdelen bestaat de bruine boon? Benoem deze.
Wat is de functie van deze onderdelen (vorm = functie).
Slide 20 - Tekstslide
Zet de namen van de onderdelen van de bruine boon op de juiste plekken.
Zaadhuid
Zaadlob
Poortje
Navel
Blaadjes
Stengel
Wortel
Slide 21 - Sleepvraag
Aan het werk
HA
Lezen bas 2
maken: opdr 1, 2, 3, 5, 6, 7 wil je uitdaging? maak dan ook opdr 8
A
Lezen bas 2
maken: opdr 2, 3, 5, 6, 7, 8 wil je uitdaging? maak dan ook opdr 9
Slide 22 - Tekstslide
Thema 1 - Planten en Dieren
B5 - Energie
Alle organismen hebben energie nodig om in leven te blijven.
Dieren (en mensen) halen de energie uit voedsel. De meeste energie in voedsel zit verstopt in het molecuul (= stof) glucose.
Slide 23 - Tekstslide
Thema 1 - Planten en Dieren
B5 - Glucose
Planten zijn de enige organismen die glucose kunnen maken. Hiervoor hebben de planten water, koolstofdioxide en licht(energie) nodig. Het water kan samengaan met de koolstofdioxide en de energie uit het licht "vangen" en lange tijd bewaren. Die stof noemen we glucose.
Slide 24 - Tekstslide
Thema 1 - Planten en Dieren
B5 - Fotosynthese
De reactie waarbij de glucose gemaakt wordt, heet fotosyntheseen vindt plaats in de groene delen van de plant.
Water + Koolstofdioxide + Energie uit licht Glucose + Zuurstof
Slide 25 - Tekstslide
Thema 1 - Planten en Dieren
B5 - Samenvatting
De reactie waarbij de glucose gemaakt wordt, heet (1).
De plant heeft hiervoor 3 dingen nodig, namelijk (2), (3) en (4).
Deze reactie vindt plaats in de (5) delen van de plant.
De glucose is een ontzettend belangrijke stof, want hierin zit knetterveel (6) opgeslagen.
De reactie waarmee de plant de glucose maakt is als volgt: