Les 1 - § 10 Stijl en & 11 Begrijpelijk formuleren H

Les 1
§ 10 Stijl en § 11 Begrijpelijk formuleren

Blz.
tb: 
72-73
wb: 
66-69
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 1
§ 10 Stijl en § 11 Begrijpelijk formuleren

Blz.
tb: 
72-73
wb: 
66-69

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van de 1e helft van de les
Aan het eind van deze  1e leshelft:
  • Weet je wat het begrip stijl inhoudt en wat het belang is van de schrijfstijl  voor een tekst
  • Kan je stijlkenmerken benoemen in een tekst en aangeven wat je wel of niet aanspreek in iemands stijl
  • Kan je stijlen omschrijven en aangeven bij welke stijl welk publiek past
  • Kan je je schrijfstijl aanpassen aan het doel van je tekst en onderzoek doen naar je eigen stijl

Slide 2 - Tekstslide

5 min

Waaraan denk je bij stijl? Wat zijn elementen daarvan?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesindeling 1e helft
 
  • Lees blz. 72 / 73 TB (5 minuten)
  • Bespreking theorie stijl
  • Maak opdr. 1, en 5 OB (blz. 70 en71 , tweetal, 5 minuten)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De theorie
  • Woordniveau
  • Zinsniveau
  • Tekstniveau

Slide 5 - Tekstslide

5 min
Bespreking opdracht 1 en 2
  1. Het is de toon die de muziek maakt. Het is dus niet alleen belangrijk wat je zegt, maar ook hoe je iets zegt (de toon, de schrijfstijl) om je doel te kunnen bereiken.
  2. a Bijvoorbeeld: zakelijk, juridisch, droog
       b Bijvoorbeeld: kort, duidelijk
      c Bijvoorbeeld: vrolijk, formeel, duidelijk

Slide 6 - Tekstslide

5 min
Bespreking opdracht 1, 2 en 5
5. Bijvoorbeeld: Bij een advocatenkantoor zou ik nauwkeuriger schrijven en meer formele woorden gebruiken. De betekenis van elk woord is belangrijk bij advocaten. Bij een pretpark richt ik me meer op plezier en werken met de gasten in het park. De stijl is losser.


Slide 7 - Tekstslide

5 min
Doel van de 2e helft van de les
Aan het eind van deze leshelft :
- Weet je hoe zinslengte, zinsbouw en woordkeuze van invloed zijn op de begrijpelijkheid van een tekst.
- Kan je bepalen voor wie een tekst geschreven is en beoordelen of de tekst begrijpelijk is voor de lezer.
- Kan je teksten herschrijven in begrijpelijke taal.
- Kan je zelf een begrijpelijke tekst schrijven en onderzoek doen naar de begrijpelijkheid van een tekst.

Slide 8 - Tekstslide

5 min

Waaraan denk je bij begrijpelijk formuleren? Wat zijn elementen daarvan?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesindeling 2e helft

  • Lees blz. 74 / 75 TB (5 minuten)
  • Bespreking theorie begrijpelijk formuleren
  • Maak opdr. 1 en 2  OB (blz. 70, tweetal, 5 minuten)
 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De theorie
  • Zinslengte
  • Kern bij elkaar
  • Tangconstructie
  • Lijdende vorm
  • Lastige woorden
  • Tangconstructie
  • Lijdende vorm

Slide 11 - Tekstslide

5 min
Bespreking opdracht 1 en 2 
Opdracht 1
  1. Voor een vakblad gebruik je jargon en ga je uit van voorkennis bij je publiek. Bij een patiëntenfolder gebruik je beperkt jargon en moet je het jargon dat je gebruikt uitleggen. 
  2.  Daarnaast mag je niet zomaar aannemen dat patiënten voldoende voorkennis hebben om alles te begrijpen. 
  3. Bij een tekst voor een patiëntenfolder moet je daarnaast eenvoudig formuleren. Patiënten zullen op verschillende taalniveaus lezen, terwijl de lezers van een medisch vakblad waarschijnlijk op een hoog taalniveau lezen.

Slide 12 - Tekstslide

5 min
Bespreking opdracht 1 en 2 
Opdracht 2
  • a Bijvoorbeeld:
  1. Deze zin is heel erg lang.
  2. In deze zin staat een erg lange tangconstructie waardoor de lezer ‘deze stad’ al vergeten is wanneer hij bij ‘Sint-Petersburg’ is.
  3. In deze zin staat de kern niet bij elkaar. De vergelijking tussen Sint-Petersburg en Florence wordt pas aan het einde duidelijk.

Slide 13 - Tekstslide

5 min
Bespreking opdracht 1 en 2 
Opdracht 2
  • b Bijvoorbeeld
  • Sint-Petersburg was mooier geweest dan Florence, wanneer deze eerste op een andere breedtegraad had gelegen. (15 woorden)
  1. c Bijvoorbeeld: Ik vind het terecht dat deze zin gewonnen heeft, omdat het een heel indringend beeld oproept van een stad. Dat je er pas gaandeweg achter komt om welke stad het gaat en wat de precieze boodschap van de schrijver is, maakt het ‘spannend’ en verrassend om te lezen. Of: Ik vind het niet terecht dat deze zin gewonnen heeft omdat hij erg moeilijk te lezen is. Waarschijnlijk begrijp je dit niet na één keer lezen.

Slide 14 - Tekstslide

5 min
Welke twee dingen heb je
geleerd in deze les?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op deze vraag heb ik nog
antwoord nodig.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies