1 E-Grammatik

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

A Grammatik

Unterwegs (K3)

Tentamens die nog gemaakt moeten worden:

• Woordenschat 4-5-6  --> 3 maart 2022
• Woordenschat 7-8-9 --> 17 maart 2022
• Hoofdstuktoets --> 29 maart 2022
• Gespreksvaardigheid --> 5 mei 2022
• Leesvaardigheid --> 12 mei 2022

Planning vandaag:

1e lesuur: Grammatica hoofdstuktoets

2e lesuur: leren/ oefenen voor woordenschattoets

Ziel

Je kunt de werkwoorden können, müssen, dürfen in de verleden tijd gebruiken. 

Wat betekent dürfen ?
"Ich darf noch nicht Auto fahren."

Wat betekent können ?
"Kannst du das rechnen?"

Wat betekent müssen ?
"Ich muss noch meine Hausaufgaben machen"

..... (müssen) ich da umsteigen?

1. müss
2. mass
3. müsse
4. muss

Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?

1. könnst
2. kanst
3. kannst
4. kan

Herr Lehrer, das ...... (können) Sie doch nicht machen.

1. kannen
2. können
3. konnen
4. könnt

Er ....... (dürfen) bis 12 Uhr ausgehen.

1. darf
2. darft
3. dürft
4. dürf

Opdrachten

Seite 106 - 108

Aufgaben 18 - 23