Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
poser des questions
L'objectif du cours:
Poser une question en français
1 / 19
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
In deze les zitten
19 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
L'objectif du cours:
Poser une question en français
Slide 1 - Tekstslide
Est-ce que fais-tu du sport?
A
goed
B
fout
Slide 2 - Quizvraag
Fais-tu du sport?
A
goed
B
fout
Slide 3 - Quizvraag
Où il va?
A
goed
B
fout
Slide 4 - Quizvraag
Est-ce que quand il mange?
A
goed
B
fout
Slide 5 - Quizvraag
Quand est-ce qu'il mange?
A
goed
B
fout
Slide 6 - Quizvraag
Quel est ta matière préférée?
A
goed
B
fout
Slide 7 - Quizvraag
Quelles sont tes sports préférés?
A
goed
B
fout
Slide 8 - Quizvraag
Transforme cette phrase en une question:
Tu viens ce soir
Slide 9 - Open vraag
1. zonder vragend voornaamwoord:
Tu viens ce soir?
-> als een gewone zin maar dan vragend uitgesproken
Viens-tu ce soir?
-> inversie (omkering van onderwerp en persoonsvorm)
Est-ce que tu viens ce soir?
->
est-ce que
+ gewone zinsvolgorde
Slide 10 - Tekstslide
Transforme cette phrase en une question:
Elle joue au volley
A
Au volley joue elle?
B
Elle est-ce que joue au volley?
C
Est-ce qu'elle joue au volley?
Slide 11 - Quizvraag
2. mét vraagwoord
Par exemple:
Où
est-ce que
tu habites?
->vraagwoord
est-ce que
+ gewone zinsvolgorde
Où habites-tu?
->vraagwoord + inversie
Tu habites où?-
>gewone zin + vraagwoord achteraan
Slide 12 - Tekstslide
Écris 2 autres manières pour poser cette question:
Comment tu t'appelles?
Slide 13 - Open vraag
3. inversie
Inversie kan alleen met persoonlijke voornaamwoorden (
je,tu,il,elle,etc
.).
Par exemple:
Viens-tu ce soir?
Bij inversie met
il, elle,on
kunnen er 2 klinkers achter elkaar komen te staan. Dan komt er een
t
tussen voor de uitspraak.
Par exemple:
A-t-elle acheté une nouvelle voiture?
Bij namen van personen en zelfstandige naamwoorden voeg je een voornaamwoord toe.
Par exemple:
Robert fait-il de l'athlétisme?
Slide 14 - Tekstslide
Inversion:
Vous jouez au tennis.
Il aime la glace.
Slide 15 - Open vraag
4e: Quel(s)/quelle(s) = welke
- past zich aan aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort
.
Par exemple:
Quelle
couleur
aimes-tu?
Quels
livres
avez-vous lu?
Quelles
chaussures
aiment-ils?
Slide 16 - Tekstslide
Choisis: quel-quelle-quels-quelles
................ sport pratiques-tu dans un stade?
Slide 17 - Open vraag
5e: Wat is/wat zijn
Voor
wat is/wat zijn
gevolgd door een zelfstandig naamwoord gebruik je ook
quel(le)(s). Par exemple:
quel est ton sport favori?
quels sont tes sports favoris?
quelle est ta matière préférée?
quelles sont tes matières préférées?
Slide 18 - Tekstslide
Remplis:
................ est ton plat préféré?
A
quels
B
quelle
C
quel
Slide 19 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
poser des questions (Havo4, chapitre 5)
Juni 2023
- Les met
20 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
havo 4 vendredi 26 mars grammaire A
Maart 2021
- Les met
19 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
H4 GL ch 5 Grammaire A: poser des questions
Mei 2021
- Les met
15 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
4H poser des questions
Maart 2022
- Les met
14 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
4V vraagzinnen en quel
Juni 2019
- Les met
23 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
3v - ww en Poser une question
Februari 2021
- Les met
46 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
3HV - Poser une question
Mei 2020
- Les met
30 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Poser une question
Februari 2021
- Les met
22 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3