EC4_ Sparen of lenen

EC4 Sparen of lenen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

EC4 Sparen of lenen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt benoemen wat sparen is en waarom mensen dat doen.
  • Je kunt uitleggen wat geld lenen is en waarom mensen dat doen.
  • Je kunt aangeven wanneer je rente betaalt of ontvangt.
  • Je kunt aangeven wat de hoogte van de rente bepaalt en je kunt vertellen wat aflossen is.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is sparen?
  • Geld opzij zetten, zodat je het later kunt gebruiken en uitgeven.

Slide 3 - Tekstslide

Redenen om te sparen
  • Je wilt iets duurs kopen, wat je niet in 1 keer kunt betalen
  • Je wilt geld hebben uit voorzorg
  • Je wilt geld hebben voor rente

Slide 4 - Tekstslide

Wat is geld lenen?
  • Geld van iemand anders gebruiken met de bedoeling om dit later terug te betalen.
  • Wanneer je geld van een lening terugbetaalt noemen we dit aflossen.
  • Iemand leent jou niet zomaar geld uit, hij wil er iets extra's voor terug krijgen. 
  • Dit extra geld wat je bovenop een lening moet terugbetalen heet rente.
  • Wanneer je bijvoorbeeld 250 euro leent van de bank en dit na 3 maanden terugbetaalt moet je 275 euro terugbetalen. Dan heb je 25 euro rente betaalt. 

Slide 5 - Tekstslide

De hoogte van de rente hangt af van:
  • Hoeveel geld je geleend hebt 
  • Hoelang je het geld leent  

Slide 6 - Tekstslide

Redenen om te lenen
  • Mensen willen iets duurs kopen en er niet voor sparen
  • Mensen hebben onverwachts dringend geld nodig en niks gespaard. 
  • Je hebt tijdelijk minder inkomsten dan uitgaven.
  • Je wilt een huis kopen.

Slide 7 - Tekstslide

Waarom is het verstandiger om geld te sparen en niet te lenen?

Slide 8 - Open vraag

De bank
  • De bank is de plek waar mensen geld lenen en hun spaargeld neerzetten.
  • Banken zijn  best oud. De eerste banken zijn ontstaan in Italië eind 14e eeuw. Ze ontstonden in bijvoorbeeld Florence, Venetië en Genua.
  • Ondanks dat banken best oud zijn konden eerst alleen rijke mensen geld lenen en sparen bij mensen.
  • Mensen zijn in de 20e eeuw veel gebruik gaan maken van banken. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Opdracht 1
Maak de Lessonup nabeschouwing
Bij tijd over gaan we opdracht 2 doen. 

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 2
Iedereen gaat staan.
Er komt een vraag op het bord.
Bij elke vraag wordt gevraagd of je het beste geld kunt lenen of sparen.
Je gaat links van het klaslokaal staan als je denkt dat je het beste kunt sparen
Je gaat rechts van het klaslokaal staan als je denkt dat je het beste kunt lenen.

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 1
Meneer van Schie wil een nieuwe telefoon kopen. Hij heeft alleen niet genoeg geld. Hij kan dan het beste gaan:
  • Sparen, want:
  • Het kost van Schie geld om te lenen en zolang zijn oude telefoon nog werkt kan hij nog even wachten en sparen.

Slide 13 - Tekstslide

Vraag 2
De auto is stuk en Jort heeft geen spaargeld. Jort heeft de auto nodig om naar zijn werk te gaan. Hij kan dan het beste gaan:
  • Lenen, want:
  • Jort heeft de auto nodig. Dus hij kan dan het beste maar geld lenen, ook al kost dit hem geld.

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 3
  • De fiets van Esmee is stuk, en ze heeft een nieuwe fiets nodig. Zij kan met de fiets in 10 minuten op school zijn. Lopend kost het haar 25 minuten om naar school te gaan. Zij kan dan het beste gaan:
  • Sparen, want
  • Ze kan nog steeds goed op de noodzakelijke plekken komen, en daarom is het niet nodig om geld te lenen en daar rente over te betalen. De fiets wordt er namelijk erg duur van.

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 4
Marente wil een huis kopen. Marente is docent Economie. Zij kan dan het beste gaan:
  • Lenen, want:
  • Marente verdient een middelmatig inkomen en ze moet heel lang sparen, voordat ze een huis kan kopen. Dan is het maar beter om geld te lenen. Dit kost geld, maar de huur die ze bespaart is duurder dan de rente die ze voor de lening betaalt.

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 5
Lambert heeft nog nooit geld geleend! Waar of onwaar (waar is links van het lokaal & Onwaar rechts)
  • Onwaar want,
  • Meneer Smit heeft een studieschuld, want daar betaal je lekker geen rente voor.

Slide 17 - Tekstslide