Spieren

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we leren?
  • Je kunt de werking van spieren beschrijven.
  • Je kunt voorbeelden noemen van bewuste en onbewuste spierbewegingen.

Slide 2 - Tekstslide

Spieren
Botten kunnen zelf niet bewegen. Om ze te bewegen zijn spieren nodig. Ook op andere plaatsen in je lichaam zitten spieren.

Slide 3 - Tekstslide

Spierstelsel
Aan de botten zitten spieren vast. Door deze spieren kan je lichaam rechtop staan en bewegen. Alle skeletspieren in het lichaam vormen samen het spierstelsel (zie afbeelding).

Slide 4 - Tekstslide

PEZEN
Een spier zit vast aan een bot met pezen. De plaats waar een pees aan een bot vastzit, heet de aanhechtingsplaats


Een spier kan zich samentrekken, maar een pees niet. Als een spier zich samentrekt, wordt hij korter en dikker. Daardoor trekt de spier aan de botten waar hij aan vastzit. De spier trekt de botten naar elkaar toe. Zo ontstaat een beweging. 


In de afbeelding  zie je dit bij de kuitspier. 
Als de kuitspier samentrekt, gaat het hielbeen omhoog.

Slide 5 - Tekstslide

Antagonistisch paar
In de afbeelding zie je de spieren die je onderarm bewegen. Om je onderarm te bewegen heb je twee spieren nodig: de biceps (armbuigspier) en de triceps (armstrekspier).
In afbeelding 1 is de arm gebogen. De biceps is dan aangespannen. De biceps trekt aan het spaakbeen, waardoor de arm buigt. De biceps kan het bot niet terugduwen. Om de arm te strekken, is daarom de triceps nodig. Als deze spier aanspant, trekt hij aan de ellepijp en wordt de arm gestrekt (zie afbeelding 2).
Om een bot te bewegen heb je altijd twee spieren nodig: een buigspier en een strekspier. Deze spieren hebben een tegengestelde werking. Een buigspier en een strekspier die samen één beweging mogelijk maken, vormen een antagonistisch paar. De strekspier is de antagonist van de buigspier.

Slide 6 - Tekstslide

Andere spierbewegingen
Behalve skeletspieren heb je ook allerlei spieren in je organen. Deze orgaanspieren bewegen zonder dat je je daar bewust van bent. Bijvoorbeeld de spieren in de wand van je slokdarm, maag en darmen. Als je eet, bewegen deze spieren het voedsel door je darmkanaal (zie afbeelding rechts).
Ook je hart is een spier: de hartspier (afbeelding links). Door samen te trekken pompt het hart bloed door het lichaam. Zelfs in je huid heb je spieren. Aan elk haartje zit een klein spiertje. Als je kippenvel krijgt, trekken die spiertjes samen

Slide 7 - Tekstslide

Insecten hebben een uitwendig skelet. Dat betekent dat het skelet om het lichaam zit. In de afbeelding zie je het uitwendig skelet van de poot van een insect. Je ziet hoe de spieren aan het skelet vastzitten.

Welke spieren vormen een antagonistisch paar? Er zijn twee antwoorden goed.
A
Spier 1 en 2 + spier 3 en 4
B
Spier 1 en 4 + spier 2 en 3
C
Spier 3 en 4 + spier 2 en 3
D
spier 1 en 3 + spier 2 en 4

Slide 8 - Quizvraag

Als een spier zich ontspant, wordt hij... en ... .
A
korter en dikker
B
korter en dunner
C
langer en dikker
D
langer en dunner

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een antagonistisch paar?

Slide 10 - Open vraag

De antagonist van de biceps is de ...

Slide 11 - Open vraag

Gebruik je de spieren bewust of onbewust?
1. hartspier
2. spieren waarmee je de vingers buigt
3. spieren in de wand van de maag
4. spieren waarmee je de arm buigt
5. spieren in je huid
6 spieren waarmee je een bal wegschopt 
Bewust
Bewust
Bewust
Onbewust
Onbewust
Onbewust

Slide 12 - Sleepvraag

De spier die het been laat buigen, is de ... dijspier.
A
achterste
B
voorste

Slide 13 - Quizvraag

De spier die het been weer strekt, is de ... dijspier.
A
achterste
B
voorste

Slide 14 - Quizvraag

In de afbeelding zie je een hardloper die wacht op het startschot.

Als het startschot klinkt, trekt in het linkerbeen de 1... dijspier samen. In het rechterbeen trekt de 2... dijspier samen.
A
1. achterste, 2. voorste
B
1. achterste, 2. achterste
C
1. voorste, 2. achterste
D
1. voorste, 2. voorste

Slide 15 - Quizvraag