quiz unit 6 havo instap mh2

De actie die wordt onderbroken is in de past continuous.

A
true
B
false, de actie die wordt onderbroken moet in de past simple
1 / 40
volgende
Slide 1: Quizvraag in interactieve video
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De actie die wordt onderbroken is in de past continuous.

A
true
B
false, de actie die wordt onderbroken moet in de past simple

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Past Continuous
Wanneer gebruik je de Past Continuous?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets een tijdje bezig of aan de gang was in het verleden.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Continuous:
in welke zin wordt de past continuous gebruikt?
A
I haven't been to that film yet.
B
I was walking down the street when I tripped.
C
I lived in Utrecht in 2010
D
I am eating a sandwich.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij de past continuous gebruik je alleen 'was' bij
A
I & he/she/it
B
Enkelvoud
C
You & he/she/it
D
Meervoud

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which one is the past simple and which one is the past continuous?
past simple
past continuous

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple
Past Continuous
was cycling
were doing
cried
slept
was studying
watched
was reading

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

We                      soccer when Henry      ...... his  arm 
were
was
playing
played
broke 
breaking
Past continuous
Past Simple

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple
Past Continuous
Verleden gebeurt en voorbij.
Langere tijd in het verleden.

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple <> Past Continuous
I _____ (to break) my hand while I was boxing.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de past simple/past continuous in: The match ................
about ten minutes ago. (to start)

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple / Past Continuous /
Joseph ___ (clean) his room when he hurt his finger.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Past simple / Past continuous
We .....(have) dinner when the doorbell ...... (ring).

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple & Past Continuous
I ____ (wait) for the bus when it __ (start) to rain.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

What is the correct word order?
A
Wie doet wat, waar, wanneer?
B
Wat doet wie, wanneer, waar?
C
Waar doet wat, wie, Wanneer?
D
Wanneer doet wie, wat, waar?

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which sentence has the correct word order?
A
Jessica never is late for PE class
B
Never late for PE class is Jessica
C
Jessica is never late for PE class

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Correct word order:
her / in town / yesterday / I / met
timer
0:40
A
I met her in town yesterday.
B
I met her yesterday in town.
C
I yesterday met her in town.
D
I met yesterday her in town.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which sentence has the correct word order?
A
A negative corona test result I got yesterday
B
I a negative corona test result got yesterday
C
I got a negative corona test result yesterday

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wie?
bijwoord
doet?
wat?
waar?
wanneer?
Word Order
timer
1:00
George
outside
tennis
played
never
last summer

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een adverb is een..?
A
bijwoord
B
hulpwerkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What is the correct word order?
A
They never are on time.
B
They are never on time.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wie
bijwoord
doet
wat
waar
wanneer
Word Order
timer
1:00
We
in the park
go
roller-skating
always
every Saturday

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

wie?
doet?
wat?
waar?
wanneer?
Word Order
timer
1:00
I
last week
a blue shirt
in the shop
bought

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

wie
doet
wat
waar
wanneer
Word Order
timer
1:00
I
love to go
running
in the park
every saturday

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which sentence has the correct word order?
A
I usually buy my products online from bol.com
B
I buy usually from bol.com products online
C
Usually I buy from bol.com my products online

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which sentence is written in the correct word order?
A
We are often at the mall during the evening
B
We usually at the mall are during the evening
C
We often are at the mall during the evening
D
The mall usually we are during the evening

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which sentence is written in the correct word order?
A
I during the weekend basketball often play
B
Often I play basketball during the weekend
C
I often play basketball during the weekend
D
Ehh.....

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which answer has the correct word order?
A
We have to wait always a long time
B
We always have to wait a long time
C
We always to wait have a long time
D
We have always to wait a long time

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Adverbs:
Welke zin is correct?

A
My father goes always fishing.
B
My father always goes fishing.
C
My father goes fishing always.
D
Always my father goes fishing.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste plek van de adverb?
A
I frequently am late.
B
I am frequently late.
C
Frequently I am late.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

mine, yours, ours, hers, theirs. his are called ........
A
personal pronouns
B
object pronouns
C
possessive adjectives
D
possessive pronouns

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Personal pronoun
Possessive pronoun
he
her
they
your
we
my
our
it

Slide 31 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Replace the words possessives:
Helen likes .. dog a lot. She hates ... dog.
A
her; our
B
she; our.
C
her; us
D
they; we

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Use the correct possessive pronoun:
Is this ... umbrella?
A
your
B
yours
C
hers
D
them

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct possessive pronoun.

_____ teacher is very funny. (onze)
A
our
B
your
C
their
D
its

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct possessive pronoun.
_____ favourite colour is blue. (mijn)

A
I
B
me
C
my
D
mine

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Use the correct possessive pronoun:
Can I borrow your pen? I lost ...
A
my
B
mine
C
your
D
him

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(Zij zijn) the ones that went to Paris ; (hun)parents took them (daarheen)

A
They're- there - their
B
their - they're - there
C
They're - their - there

Slide 37 - Quizvraag

 


They're = they are
 Their  = possessive pronoun 
 There = location
Use the correct possessive pronoun:
The house at the end of the street is ...
A
my
B
thems
C
theirs
D
their

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Fill in the correct possessive pronoun:

He really likes...........new bike.
A
his
B
yours
C
hers
D
my

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive pronouns:
This is Amy, she's a friend of ...... .
A
me
B
your
C
mine
D
my

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies