A
1. Wie ben je?2. Waar woon je?
3. Hoeveel dagen heeft een week?
4. Wat lees je?
5. Wanneer ga je naar school?
6. Hoeveel pennen heb je?
7. Wanneer is het weekend?
8. Hoeveel fietsen heb je?
B
1. Wat is je naam?2. Wie is je docent?
3. Hoeveel dagen ga je naar school?
4. Wat leer je op school?
5. Waar is de docent?
6. Hoeveel meisjes/jongens zijn hier?
7. Wie is vandaag niet op school?
8. Wanneer ben je jarig?