In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Het begeleiden van studenten
Slide 1 - Tekstslide
Inhoud
Eigen ervaringen met werkbgeleiding
Rollen van de werkbegeleider
Leerstijl
Begeleidingsstijl
Lesdoelen
Je hebt kennis van de verschillende begeleidingsstijlen
Je begrijpt de verschillen tussen de 3 rollen van de begeleider
Je weet hoe je een werkbegeleiding methodisch op kan zetten.
Je kan benoemen hoe je kan aansluiten bij de leerstijl van een student.
Je weet over welke competenties je moet beschikken als werkbegeleider.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Wat verwacht je van jezelf als werkbegeleider?
Slide 4 - Open vraag
Competenties Werkbegeleider
Slide 5 - Woordweb
3 rollen van de werkbegeleider
Opleider
richt zich op het aanleren van de nodige competenties
schept leersituaties waarin de lerende de leerdoelen kan halen
Begeleider
richt zich op de student en haar opleidingsproces door haar te coachen, adviseren en motiveren
reageert actief op de student door haar begeleidingsstijl aan te passen op de leerstijl van de student. Iedere student is een individu met ervaringen en eigenschappen.
houdt rekening met de persoonlijke ontwikkeling van de student. Deze staat centraal en hoort bij het verbeteren van het functioneren in het beroep.
Beoordelaar
richt zich op de waardering van het resultaat dat de student heeft behaald
stelt met behulp van een beoordelingssysteem en op basis van de eerder behaalde resultaten vast of de student voldoet aan de gestelde eisen en wat de gevolgen zijn voor het verdere leerproces
Slide 6 - Tekstslide
wondervraag
Als jouw probleem er morgen ineens niet meer zou zijn. Wat doe je dan wel, wat je nu niet doet?”
De wondervraag is een gesprekstechniek waarbij je vraagt aan de student hoe zijn of haar situatie eruit zou zien als het probleem of de belemmering opeens door een wonder in de nacht verdwenen zou zijn.
Slide 7 - Tekstslide
De opleider
Als opleider koppel je competenties aan de praktijk:
Je bespreekt de voortgang aan de hand van de POP en PAP van de student in afgesproken gesprekkencyclus, waarbij je deze gesprekken ook evalueert.
Je bespreekt de voortgang aan de hand van een POP en PAP van de student in een gesprekkecyclus. Deze gesprekken evalueer je ook hierbij.