Formuleren H6 AR2

Wat weet je nog van tekstverbanden?
1 / 14
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat weet je nog van tekstverbanden?

Slide 1 - Open vraag

Ik kan tekstverbanden herkennen in een tekst.
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

H6 aantrekkelijk formuleren: verbanden tussen zinnen
Zo goed als het voor jou als lezer houvast geeft 
om het verband in de tekst te zien aan de hand van signaalwoorden, 
geldt dat omgekeerd ook voor mensen die teksten van jou lezen.

Door verbanden aan te geven, 
maak je je tekst niet alleen begrijpelijker, 
maar daardoor ook prettiger leesbaar.
De meeste tekstverbanden ken je al.

Slide 3 - Tekstslide

Om aantrekkelijk te formuleren moet je ook tekstverbanden aanbrengen in de tekst.
Welk soort woorden geven zo'n verband aan?

Slide 4 - Open vraag

 H6 Formuleren
Verbanden tussen zinnen
De zinnen van een alinea (en een tekst) houden verband met elkaar.

Dat verband moet duidelijk worden aangegeven, 
zodat het prettig leest.
Verbanden leg je door middel van verwijswoorden 
of door signaalwoorden te gebruiken.

Slide 5 - Tekstslide

 H6 Formuleren

Verband  - Signaalwoorden
Opsomming:   Om te beginnen, ook, bovendien, daarnaast, vervolgens, en
Tegenstelling:   maar, toch, daar staat tegenover, echter, desondanks
Tijd (chronologie):  eerst, daarna, dan, toen, eens, vroeger, nu, ooit, later, nadat

Oorzaak-gevolg:   daardoor, doordat, als gevolg van
Reden:      Daarom, dus, omdat, want, namelijk, immers
Voorbeeld:     Zo, bijvoorbeeld, neem nou, zoals

Conclusie/samenvatting: Kortom, dus, daarom, al met al, samengevat
Voorwaarde:    Als (..dan..), indien, tenzij, wanneer

Slide 6 - Tekstslide

Weet je nu wat tekstverbanden en signaalwoorden zijn?
JA
Nee

Slide 7 - Poll

Opsommend tekstverband
Tijdsvolgorde
Tegenstellend tekstverband
Concluderend tekstverband
Samenvattend tekstverband
Oorzaak/gevolg

Slide 8 - Sleepvraag

Noem drie tekstverbanden en noem bij elk tekstverband een signaalwoord.

Slide 9 - Open vraag

Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
voorbeeldgevend
C
tegenstellend
D
redengevend

Slide 10 - Quizvraag

Tekstverband = voorbeeld
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 11 - Sleepvraag

Welk signaalwoord past er bij het volgende tekstverband?
Tekstverband: CONCLUSIE
A
kortom
B
alles overziend
C
met dat doel
D
daarentegen

Slide 12 - Quizvraag

In hoeverre ben je nu in staat om tekstverbanden te benoemen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Opdracht deze les
- H6 Formuleren maken


Klaar?
Leren/oefenen voor de toets op NL Online
met H4-5-6 Spelling/werkwoorden/formuleren
trainen/extra opdracht/de brug

Slide 14 - Tekstslide