Wanneer gebruik je de past simple?
We gebruiken de present simple als we het hebben over feiten, gewoonten en dingen die we met regelmaat doen.
- I play tennis. --> dit doe je met regelmaat, dat is een feit.
Maar wat als je nou bijvoorbeeld vorige week hebt getennist? Hoe zeg je dat dan?
- I played tennis last week. --> dit is de past simple.